Infectieziekten

We kennen een flink aantal transitiegerelateerde aandoeningen die de levensduur bedreigen, maar ook de gevolgen van infectieziekten voor de levensduur mogen we niet onderschatten. Vaak treffen ze de hele veestapel, van jong tot oud. Alle reden om er goed aandacht aan te besteden. Veel van de tips en aandachtspunten hierna gelden in principe voor alle besmettelijke aandoeningen, dus je zult ze vaker zien. In deze paragraaf gaan we in op de meest voorkomende infectieziektes of infectieuze aandoeningen:

BVD, IBR, Schmallenberg, Blauwtong, Pinkengriep, Para-tbc, Salmonella, Neospora, Longwormen, Maag-darmwormen en Leverbot

Een paar opmerkingen bij vaccineren

Tegen een groot aantal specifieke dierziekten kan gevaccineerd worden.  Toch is het van belang dat je goed afweegt of een vaccinatie van toegevoegde waarde is. Bedenk dat vaccineren een reactie van het  immuunsysteem vraagt. Op het moment dat veel dieren ziek zijn of als de weerstand al is ondermijnd, kan een vaccinatie niet goed aanslaan of erger nog, meer schade geven. In sommige situaties is het juist goed om te gaan vaccineren, maar niet zonder meer tegen alle ziekten waar vaccinaties voor bestaan. Bekijk van tevoren goed hoelang gevaccineerd moet worden. Met veel vaccinaties heeft een eenmalige behandeling geen enkele zin. Bij koppelvaccinaties is het belangrijk zo min mogelijk stress te veroorzaken. Een vastzethek is bij koppelvaccinatie zeker aan te bevelen. Enkele aandachtspunten:

  • Maak van te voren samen met de dierenarts een meerjarenplan waarin bedrijfsgebonden vaccinaties zijn opgenomen. Zet hierin ook wat de verwachtingen van de vaccinatie zijn;
  • Bedenk voor je eigen bedrijf, in overleg met de dierenarts, welke ziekten eventueel van belang zijn;
  • Bedenk dat alleen vaccineren zonder aanvullende maatregelen onvoldoende kan zijn. Neem ook maatregelen voor het voorkomen of het doorbreken van een cyclus;
  • Vaccineer niet zomaar een zieke veestapel. Het kan zinloos zijn of andere problemen veroorzaken.

Infectieziekten bij melkvee kunnen hun weerslag krijgen op het jongvee. Met name bij BVD is dat goed  merkbaar aan onvoldoende ontwikkelde kalveren. Ga bij probleemkalveren direct na wat de oorzaak kan zijn.

Tegen alle mogelijke aandoeningen enten is af te raden. Enten geeft een tegenreactie, veroorzaakt stress en kost energie. Bij een mindere conditie kan het zelfs averechts werken. Wees dus selectief.

De opfok heeft al invloed op de weerstand en gezondheid van de de koeien. Zorg op de eerste plaats voor een goede weerstand door de voeding en de omstandigheden te optimaliseren, te beginnen bij de allerjongste kalveren.

Economische schade van infectieziekten

Infectieziekten kunnen flinke economische schade veroorzaken. Ze hebben allerlei directe en indirecte gevolgen voor het functioneren van het vee.  Vaak is ook nog sprake van vervolgschade over de langere termijn.  Afhankelijk van de soort infectieziekte kunnen zich de volgende schades voordoen:

  • Een lagere productie
  • Slechte conditie en minder weerstand
  • Slechtere reproductieresultaten
  • Extra gevoeligheid voor bijkomende aandoeningen en ziekten
  • Eventuele extra afvoer van besmette dieren tegen een lage prijs
  • Eventuele schade van verworpen kalveren
  • Kosten van behandeling
  • Extra gedwongen afvoer
  • Hogere opfokkosten
  • Extra arbeid

Al met al kan de schade flink oplopen. Onderzoek wijst uit dat de gemiddelde schade door bijvoorbeeld para-tbc in Nederland per bedrijf (met 100 melkkoeien) ongeveer 1.500 euro bedraagt. Op bedrijven met klinisch zieke dieren wordt de schade geschat op 908 euro per klinisch ziek dier. De schade door Neospora op een gemiddeld melkveebedrijf kan oplopen tot  € 5.575,- per jaar. Berekend is dat de schade op met BVD besmette bedrijven varieert van 19 tot 129 euro per gemiddeld aanwezige melkkoe. Tellen we daarbij op de effecten die het heeft voor de levensduur van de veestapel  op de langere termijn, inclusief de extra jongveeopfok, dan kan de schade nog veel hoger uitvallen. Alle reden om er aandacht aan te besteden.

BVD (Bovine Viral Diarrhoea)

BVD is een belangrijke infectieziekte die de afweer van de koeien sterk negatief beïnvloedt. Hierdoor kunnen andere ziekten (bijvoorbeeld uierontsteking, baarmoederontsteking en klauwaandoeningen) makkelijker toeslaan. In de praktijk zien we vaak perioden dat het goed gaat, afgewisseld met perioden dat het minder gaat. BVD wordt veroorzaakt door een (pest)virus. Op het moment dat het virus een koe infecteert, reageert het afweersysteem door antilichamen aan te maken. Bij drachtige dieren gaat het virus ook naar het ongeboren kalf. Afhankelijk van het stadium van de dracht, zal het ongeboren kalf sterven ((on)regelmatige terugkomer, verwerper of doodgeboorte),  verzwakt geboren worden, afwijkingen krijgen of geboren worden als drager.  Een drager maakt geen antistoffen aan omdat het lichaam “denkt” dat het virus lichaamseigen is. Dit dier blijft het hele leven virus uitscheiden en zal altijd drager blijven. Meestal zijn dragers zwakke kalveren, die achterblijven in groei. Naar schatting sterft 90% van de dragers voor ze twee jaar oud zijn. Het BVD-virus is aanwezig  in al het lichaamsvocht (traanvocht, neusvocht, speeksel, mest, urine, melk en sperma). Direct contact is de belangrijkste besmettingsroute. Denk hierbij aan aankoop ((drachtig) jongvee, (drachtig) melkvee en dekstier), inscharen van jongvee bij andere bedrijven (ook opfokbedrijven), aangrenzend weiland en uitbreken van vee. Ook kan het indirect worden overgedragen door materialen, mensen en dieren.

Vaccinatie en testen op dragerschap
Er is een vaccinatie tegen BVD. De vaccinatie moet er voor zorgen dat er geen dragers geboren kunnen worden. Dit houdt in dat de dieren in elk geval voor insemineren bescherming hebben. Belangrijk voor een succesvolle vaccinatie is dat de dragers worden afgevoerd en dat regelmatig wordt gecheckt op dragers. Daarnaast moet men zich strikt houden aan het juiste vaccinatieprogramma. Antistoffen kunnen worden aangetoond in bloed en melk. Dragers bij het jongvee opsporen kan via bloed en via oorbiopten. De oorbiopten worden genomen tegelijkertijd met het inbrengen van de oornummers en dat kun je zelf doen.

Sommige ziekten zoals IBR kunnen zich over grote afstanden verspreiden. In veedichte gebieden is de kans  op buurbesmetting groot en snel ingrijpen een vereiste. Maar geïsoleerd liggen betekent niet dat niets kan gebeuren. Blijf te allen tijde vasthouden aan afspraken rond de hygiëne, ook bij “vertrouwd” bezoek zoals de studieclub. Juist dan moet je extra zorgvuldig zijn.

Aandachtspunten en tips bij BVD

  • Koop geen vee aan. Doet je dit wel, zorg dan dat het vee getest is op BVD dragers. Bij drachtige dieren en de dekstier is het ook verstandig om op  antistoffen te testen.
  • Voorkom contact van het (weidend) vee met andere veestapels.
  • Vermijd bijeenkomsten waar dragers kunnen zijn. Zorg er in elk geval voor,  dat je geen besmet materiaal (vuile overalls, mest aan laarzen/schoenen enz.) meebrengt.
  • Bij gebruik van buitenlands sperma of embryo’s nagaan of het vrij is van BVD. Voor 1998 werd het sperma niet standaard getest op BVD.
  • Laat elke erfbetreder, van veevoerleverancier tot dierenarts, schone kleren en/of bedrijfslaarzen aan doen voordat hij of zij de stal binnen gaat. Ook bij het jongvee.
  • Vermijd mestcontact, bijv. door aanvoer van mest, maar ook via loonwerk.
  • Test bij verminderde afweer en bijbehorende problemen altijd op BVD. Ook al wordt al jaren gevaccineerd tegen BVD.

IBR (Infectieuze Bovine Rhinotracheïtis)

IBR is een (herpes)virusinfectie. Als een koe IBR virus heeft gehad, dan blijft ze haar hele leven besmet. IBR kan elke leeftijdsgroep infecteren en dragers veroorzaken. Het virus houdt zich schuil in het lichaam totdat door omstandigheden of andere ziekten de afweer onder druk komt te staan en het virus weer toeslaat. Zo kan de dragerkoe weer andere koeien besmetten en kan het een begin van een uitbraak zijn. De ziekte kan bijna symptoomloos verlopen. Kenmerkende uitingen zijn:

  • Heldere tot slijmerige neus- en oog uitvloeiing;
  • Rode en beschadigde slijmvliezen;
  • Koorts;
  • Verwerpers;
  • Verminderde voeropname;
  • Lagere productie.

De meeste schade is te verwachten van de productiedaling en tegenvallende reproductie. In 1998 werd een verplicht vaccinatieprogramma ingevoerd tegen IBR. Helaas bleek het vaccin vervuild met zowel BVD type I als II. Vertrouwen van de veehouders werd geschaad en daarmee was het hele plan om Nederland IBR vrij te maken ook van de baan.

Vaccinatie en testen
Voor IBR is een vaccin beschikbaar. Het is een zogenaamd markervaccin, zodat onderscheidt kan worden gemaakt tussen gevaccineerde dieren en geïnfecteerde dieren. Het vaccin tegen IBR is een heel effectief vaccin. Het zorgt er ook voor dat besmette dieren minder virussen uitscheiden. In bepaalde gebieden of bijzondere omstandigheden is vaccinatie aan te raden. Tegenwoordig is er een vaccin dat niet meer op runderfoetussen is gekweekt, zodat het vaccin niet kan worden besmet met BVD. Afhankelijk van de besmettingsgraad kan het lonen om besmette dieren af te voeren. Door tankmelk te laten onderzoeken kan een inschatting worden gemaakt hoeveel besmette dieren er in het koppel zijn. Door middel van bloedonderzoek kunnen dragers worden opgespoord.

Aandachtspunten en tips bij BVD

  • Koop geen vee aan. Doet je dit wel, zorg dan dat je weet welke status het vee heeft;
  • Heb je het vermoeden dat je vee IBR heeft, waarschuw dan de erfbetreders en bedrijven in de buurt. Buurbedrijven kunnen door snelle actie met een bedrijfsvaccinatie de runderen tegen een infectie beschermen;
  • Staat je bedrijf in een veedicht gebied overweeg dan preventief te enten. Het IBR-virus kan zich over grotere afstand door de lucht verspreiden;
  • Laat elke erfbetreder, van veevoerleverancier tot dierenarts, schone kleren en/f bedrijfslaarzen aan doen voordat hij of zij de stal binnen gaat. Ook bij het jongvee;
  • Vermijdt bijeenkomsten met besmette dieren. Zorg er voor dat je bij thuiskomst geen besmet materiaal (vuile overalls, mest aan laarzen/schoenen) meebrengt;
  • Laat bij twijfel een tankmelkonderzoek doen.

Blauwtong en Schmallenberg virus

Blauwtongvirus en Schmallenbergvirus
Beide zijn virusziekten die door knutten (culicoides-soort) worden overgebracht. De virussen kunnen ook worden overgebracht door andere bloedzuigende parasieten en (besmette) injectienaalden. Voorkomen van de ziekten is gericht op de knuttenbestrijding. ’s Nachts opstallen (voor de schemering) wordt vaak genoemd als maatregel. Maar ook bedrijven waarbij de koeien jaarrond opgestald werden, kregen last van de virussen.

In 2006 is voor het eerst Blauwtong in Nederland vastgesteld. Hoewel met name schapen erg ziek werden van het virus, hebben ook veel koeien, met name in Zuid Nederland, er last van gehad. Veel geziene symptomen waren koorts, productiedaling, verminderde vruchtbaarheid en kreupelheid. Ook bleek uit tankmelkonderzoek dat de infectie symptoomloos door het koppel ging. Eind 2011 meldden een groot aantal bedrijven gevallen van diarree en koorts. Ook waren er meer reproductieproblemen en was er een productiedaling te zien. Door de verminderde weerstand werden ook andere ziekten meer waargenomen. Uiteindelijk bleek het, het Schmallenberg (Duits dorpje waar het als eerste is aangetoond) te zijn, een Orthobunyavirus. Het kwam nog niet eerder voor in Nederland. Net als bij Blauwtong is het een vectorziekte en wordt het overgedragen door knutten (kleine muggen). Afhankelijk van tijdstip van infectie en drachtstadium geeft het misvormde nakomelingen. Omdat schapen en geiten meestal in een kort tijdsbestek aflammeren, kan het heel veel schade veroorzaken.

Vaccinatie en testen
Voor Blauwtong is een vaccin beschikbaar. Na het succesvolle vaccinatieprogramma is Nederland weer vrij van Blauwtong. Dit houdt wel in dat waarschijnlijk (binnenkort) niet meer gevaccineerd mag worden en dat alertheid is geboden. Antistoffen van het Blauwtongvirus kunnen worden onderzocht in bloed en in melk. Positief op antistoffen geeft aan dat het dier in aanraking is geweest met Blauwtong.

Bij misvormde kalveren wordt getest op het Schmallenbergvirus. Maar het virus wordt niet altijd gevonden als het al eerder in de dracht heeft toegeslagen. Met antistoffenonderzoek kan worden bepaald of de dieren in aanraking zijn geweest met het virus. De farmaceutische industrie werkt aan een vaccin en in Groot Brittannië is sinds de lente van 2013 een vaccin op de markt. Omdat beide ziekten betrekkelijk nieuw zijn in Nederland, is het de vraag hoe het verdere verloop zal zijn.

Aandachtspunten en tips bij Blauwtong en Schmallenberg

  • Als een dier Blauwtong of Schmallenberg heeft, kunnen alleen de symptomen worden behandeld met ondersteunende middelen. Het immuunsysteem zelf moet het virus bestrijden;
  • Het bestrijding van knutten is makkelijker gezegd dan gedaan. Verklein daarom de kans op contact met de knutten. Stal de koeien in risicoperioden (warm en vochtig weer) ’s nachts op. In gebieden (bosrijk en zandgronden) is insectenbestrijding zinvol;
  • Overweeg in overleg met de dierenarts of vaccinatie op jouw bedrijf kan bijdragen aan de preventie.

De kans op overdracht van infectieziekten door insecten, zoals Schmallenberg door knutten, is groter in een bosrijke, vochtige en warme omgeving. Houd de koeien daar in elk geval ’s nachts van weg en zet ze op stal of een open weiland.

Pinkengriep

Pinkengriep komt op nagenoeg alle bedrijven voor. Toch geeft het niet op alle bedrijven evenveel schade en problemen. Zoals de naam al aangeeft zijn de symptomen vooral zichtbaar tot een leeftijd van 2 jaar. Met name in de herfst en winterperiode.  De symptomen zijn hoge koorts, hoesten, pompende ademhaling en benauwdheid.  Bij ernstige gevallen is sprake van blijvende longschade en sterfte.

Vaccinatie en testen
Tegen pinkengriep zijn verschillende vaccin op de markt. Het vaccinatieschema  moet worden aangepast aan de leeftijd waarbij het optreedt en aan de huisvesting. Alleen vaccineren is nooit de oplossing. Naast de vele factoren die van invloed zijn  op het immuunsysteem (biest, voeding), speelt de huisvesting een cruciale rol.  De kalveren horen droog en warm te liggen, zonder tocht maar wel met voldoende verse lucht (zie ook paragraaf 3.7). Bij bedrijven met goede randvoorwaarden, die toch nog steeds problemen blijven houden, is het goed om te bedenken dat eventueel andere ziekten (zoals bijvoorbeeld BVD, IBR en Salmonellose) het immuunsysteem ondermijnen. Bij het genoemde ziektebeeld is het mogelijk om te testen op het virus via een swab of longspoeling. Onderzoek op antistoffen kan in het bloed en geeft aan of het dier antistoffen tegen pinkengriep heeft gemaakt.

Vaccineren tegen pinkengriep kun je het best gepaard laten gaan met andere maatregelen die de weerstand en ontwikkeling verbeteren, zoals een goede biestvoorziening en een goede huisvesting.

Paratbc (Paratuberculose)

Paratuberculose is een ongeneeslijke ziekte die invloed heeft op de darmen van het melkvee. Omdat er mogelijk een verband is met de ziekte van Crohn bij mensen, is er via de melkfabrieken een verplichting om mee te doen met een beheersingsprogramma. Het programma heeft als doel de ziekte beheersbaar te maken en niet als doel om  de ziekte te uit te roeien. Op bedrijfsniveau geeft Paratbc schade door verminderde melkproductie en slijters. Paratuberculose wordt veroorzaakt door een bacterie. Die tast de darmen aan, daardoor kan het voer niet goed meer kan worden benut. De koeien vermageren ondanks goede eetlust en krijgen diarree (typisch: bellen op de mest). Ook de spieren van de rug en achterbenen slinken. In het laatste stadium krijgt de koe vochtophopingen in het kossem en onder de kaak ten gevolge van te veel eiwitverlies. Omdat het over het algemeen lang duurt voordat Paratbc tot uiting komt, wordt het vaak niet opgemerkt terwijl er toch al schade wordt aangericht. Slechts een klein deel van de besmette dieren vertoont de kenmerkende ziekteverschijnselen. De bacterie kan lang overleven in mest, water, grond en kuilgras. Zongedroogde producten zoals hooi bevatten weinig tot geen paratbc bacteriën, doordat UV straling de bacterie doodt. De belangrijkste besmetting is het binnen krijgen van de bacterie op jonge leeftijd, bijvoorbeeld in de baarmoeder, tijdens de geboorte of bij het vreten van kuilgras. Kalveren zijn vooral het eerste levensjaar gevoelig voor besmetting. Hoe jonger, hoe gevoeliger. Vanaf een jaar zijn kalveren veel minder gevoelig. Besmette koeien scheiden de bacterie vooral uit via de mest, melk en biest. Paratbc kan flinke economische schade veroorzaken door lagere productie (en lagere  voerefficiëntie), verminderde afweer en hogere afvoer.

Vaccinatie en testen
Op dit moment is er geen vaccinatie voor paratuberculose in Nederland. Er wordt wel onderzoek gedaan naar een geschikt vaccin. In het verleden was er wel een vaccin beschikbaar, maar dat gaf een reactie op de test voor tuberculose (tuberculine test). Het vaccin zorgde wel voor een vermindering van het klinische beeld maar stopte niet de infectie en de besmetting. De testen die worden gedaan zijn óf op antistoffen in de melk óf in het bloed óf op de bacterie zelf in mest. Het lastige van testen op antistoffen is, dat het vrij lang duurt voordat deze antistoffen kunnen worden aangetoond.

Aandachtspunten en tips bij Paratbc en pinkengriep

  • Laat bij aanhoudende problemen de dieren ook op andere infectieziekten onderzoeken (BVD en IBR);
  • Vaccineren alleen is nooit de oplossing! Bedenk voordat ermee aan de slag gaat, welke maatregelen je nog meer kunt nemen en wat je ervan verwacht;
  • Huisvest het jongvee tot minimaal een jaar apart van het melkvee;
  • Koop geen vee aan. Doe je dit wel, dan alleen van bewezen paravrije bedrijven of van bedrijven met dezelfde of een hogere gezondheidsstatus (minimaal paratbc-onverdachtstatus 7). (Let op: dit is een andere status als  die van de melkfabrieken: status A, B of C);
  • Laat elke erfbetreder, van veevoerleverancier tot dierenarts, schone kleren en/of bedrijfslaarzen aan doen voordat hij of zij de stal binnen gaat. Ook bij het jongvee;
  • Werk van jong naar oud en reinig tussendoor goed de laarzen;
  • Vermijd mestcontact (bijvoorbeeld via de aanvoer van mest, maar ook via loonwerk);
  • Voorkom nieuwe besmettingen door consequent de juiste hygiëneregels toe te passen;
  • Zorg bij het kalven voor een schone omgeving en dat ze na de geboorte direct bij de moeder worden weggehaald;
  • Geef zo snel mogelijk biest en alleen van de eigen moeder. Bij een grote besmettingkans is het mogelijk om de biest te laten bestralen;
  • Geef poedermelk in plaats van koemelk. Gebruik je toch koemelk, geef dan alleen melk van de eigen moeder;
  • Zorg dat dieren minimaal een jaar opgroeien in een paravrije omgeving;
  • Bedenk dat de bacterie lang kan overleven in mest, kuil en (sloot)water. Zorg dus dat het jongvee daar niet mee in aanraking komt. Houdt hier ook rekening mee bij het weiden van jongvee;
  • Laat geen mest van andere bedrijven op je land uitrijden. Wil je dat toch, dan alleen op bouwland;
  • Bij geiten komt Paratbc veel voor. Vermijd contact met geiten en andere herkauwers.

Hooi biedt weinig overlevingskansen voor bacteriën die Para-tbc of Salmonella veroorzaken. Voor jongvee is het uitstekend ruwvoer naast melk en krachtvoer.

Salmonella (Salmonellose)

Salmonellose wordt net als Paratbc veroorzaakt door bacteriën. Salmonella is vanwege het risico op overdraagbaarheid naar mensen, opgenomen in het programma van de NZO (Nederlandse Zuivel Organisatie). Er is een groot aantal typen Salmonella. De belangrijkste bij melkvee zijn: Salmonella dublin en Salmonella typhimurium. De ziekte kan ook zonder symptomen voor komen en daarom wordt de melk 3 keer per jaar op antistoffen onderzocht. Als er zich wel ziekteverschijnselen voordoen dan zijn dat de volgende:

  • Hoge koorts’;
  • Diarree (soms met bloed);
  • Verwerpen;
  • Sterfte;
  • Longproblemen bij de kalveren (afhankelijk van het type).

Regelmatig treedt Salmonellose op als er ook een andere ziekte in het koppel heerst, die de afweer onderdrukt. Salmonella heeft een vergelijkbare besmettingsroute als Paratbc. Veel maatregelen werken dan ook voor beide ziekten. Met name mest speelt een belangrijke rol bij de verspreiding. Het lastige bij de bestrijding is dat koeien latente dragers kunnen worden. Dit houdt in dat ze de bacterie bij zich dragen maar niet constant uitscheiden en dat bemoeilijkt het vaststellen van de ziekte. In een goed werkende pens kan de Salmonella moeilijk toeslaan. Bij pensverzuring en verminderde afweer kan de bacterie de koe infecteren. Als de koe de ziekte doormaakt en geneest, zijn tot driekwart jaar antistoffen aantoonbaar in de melk en het bloed. Daarnaast zijn met name de jonge dieren een reservoir voor de bacterie. Belangrijk is het dus om de kringloop te doorbreken.

Vaccinatie en testen
Er is geen vaccin beschikbaar tegen Salmonella. Er kan worden getest op antistoffen in bloed en melk. Door herhaling van het onderzoek kan worden bepaald of een dier drager is. Dan heeft het al langer antistoffen in het bloed of de melk. In de mest kan ook de bacterie zelf worden aangetoond. Vaak is niet duidelijk waar de bacterie zich manifesteert en ook het verloop door het koppel is niet helemaal bekend. Hierdoor is het resultaat van de testen en het opsporen van dragers vaak teleurstellend.

Er zijn veel verschillende soorten Salmonella en het komt bij alle diersoorten in meer of mindere mate voor. Het veroorzaakt niet altijd problemen, maar is wel latent aanwezig. Soms heeft een infectie ernstige gevolgen. Een goede weerstand is altijd belangrijk om de gevolgen enigszins te beperken. Salmonella bij rundvee komt in Nederland meer voor in waterrijke gebieden dan in drogere gebieden. Waar Salmonella van afkomstig is, is nog niet aangetoond.

Aandachtspunten en tips bij Salmonella

  • Een optimale voeding verhoogt de weerstand;
  • Een goede pensontwikkeling en de penswerking bij jongvee verhoogt de weerstand tegen Salmonella;
  • Zorg voor een goede mineralenvoorziening. Een tekort aan mineralen en spoorelementen in de voeding maakt runderen gevoeliger voor Salmonellose;
  • Ook leverbot en andere ziekten maken het rund gevoeliger voor Salmonellose en het herstel duurt langer;
  • Koop geen vee aan. Doe je dit wel, doe dat dan alleen van Salmonellavrije bedrijven;
  • Vermijd bijeenkomsten met besmette dieren. Breng geen besmet materiaal (vuile overalls, mest aan laarzen/schoenen) mee naar huis;
  • Werk van jong naar oud en reinig tussendoor goed de laarzen;
  • Voorkom nieuwe besmettingen door het strikt hanteren van hygiëneregels;
  • Zorg bij het kalven voor een schone omgeving en zorg dat het kalf na de geboorte direct bij de moeder wordt weggehaald;
  • Geef zo snel mogelijk biest alleen van eigen moeder. Bij zware besmettingkans is het mogelijk om de biest te laten bestralen;
  • Geef poedermelk in plaats van koemelk. Bij gebruik van koemelk, alleen van eigen moeder;
  • Huisvest het jongvee apart van het oudere vee;
  • De bacterie kan lang overleven in mest, kuilgras en (sloot)water.  Houd jongvee daar van weg, ook bij het weiden en gebruik geen slootwater als drinkwater;
  • Zorg dat de waterbakken en leidingen regelmatig gereinigd worden en schoon zijn;
  • Laat geen mest van andere bedrijven op je land uitrijden. Wilt u dat toch,  dan alleen op bouwland;
  • Vermijd mestcontact, bijvoorbeeld bij aanvoer van mest, maar ook via loonwerk;
  • Heb je een vermoeden van Salmonellose, haal dan de besmette dieren zo snel mogelijk uit het koppel;
  • Als je de koeien weidt bemest dan, zo mogelijk, alleen de maaipercelen en houd vee, indien mogelijk, minimaal 6 weken na het uitrijden van mest uit de weide;
  • Voorkom contact met vee (rundvee, varkens, pluimvee) van andere bedrijven;
  • Zorg voor een goede ongediertebestrijding;
  • Blijf attent na een besmetting. Salmonella kan buiten het dier lang in leven blijven. In de drijfmest wel tot twee maanden en in water nog langer.

Mest kan veel soorten ziekteverwekkers in grote hoeveelheden bevatten. Houd hier rekening mee, met name als je mest aan laat voeren. Gebruik die bij voorkeur alleen op bouwland en in elk geval niet op te beweiden percelen.

Neospora

(Neospora caninum) Neospora is een van de meest bekende oorzaken van abortus. Het is een protozo, een eencellige parasiet. Afhankelijk van de hoeveelheid parasieten waaraan het dier wordt blootgesteld, de afweer en het stadium van de dracht, heeft Neospora invloed op de reproductie en de gezondheid van de nakomeling.Neospora kan worden doorgegeven van moeder op dochter (verticale besmetting).  Zo kan de parasiet zich door de jaren heen in het koppel manifesteren. Bij een  uitbraak van Neospora kan het dus zijn dat het al jaren in het koppel aanwezig is zonder duidelijke symptomen. Vaak is een plotselinge uitbraak een gevolg van  verminderde afweer, door bijvoorbeeld andere ziekten (bekend is BVD). Een andere besmettingsroute is via hondenontlasting. Als een hond de nageboorte, het vrucht- water of het vruchtje van een besmette koe heeft gegeten, scheidt hij grote hoeveelheden besmettelijke oöcysten uit. Als de ontlasting in het voer of water komt, kunnen de koeien hiermee besmet raken. Ook in ongedierte zijn oöcysten aangetoond.  Een koe die besmet is voor kalven blijft drager en geeft de parasiet in 80% van de gevallen door aan haar nakomelingen. Een besmet dier heeft een grote kans om te verwerpen. Geschat wordt dat de kans daarop zo’n 3 tot 7 keer groter is dan bij een dier zonder Neospora.

Vaccinatie en testen
Voor Neospora is geen vaccin beschikbaar. Om een indruk te krijgen van de ernst van de besmetting kan de tankmelk worden onderzocht op antistoffen. Ook individuele dieren die verworpen hebben kunnen op antistoffen worden onderzocht. Bij hoge besmettingsgraad van het koppel is het goed om de moederlijnen op te sporen en na te gaan of sprake is van een besmetting via de hond. De hond laten onderzoeken op Neospora is niet zinvol.

Gevolgen en kenmerken van een besmetting met Neospora

Hoewel de kans op besmetting met Neospora het grootst is van moeder op dochter, lopen veel bedrijven de besmetting op via een vreemde of nieuwe hond. De eigen hond kan de besmetting oplopen als hij op pad gaat en andere bedrijven of weiden aandoet. Houd dus de eigen en met name vreemde honden uit de stal.

Aandachtspunten en tips bij Neospora

  • Bij aanhoudende, tegenvallende reproductieresultaten is het zinvol om op tankmelkniveau te onderzoeken of Neospora een rol speelt;
  • Wordt Neospora aangetoond, maak dan een plan van aanpak, afgestemd op de ernst van de besmetting;
  • Laat verwerpers, behalve op het verplichte Brucella bloedje, ook altijd testen  op Neospora;
  • Maak bij Neospora besmette dieren de afweging ze af te voeren of te insemineren met een vleesras;
  • Ruim de nageboorten na afkomen direct op. Zorg er altijd voor dat er geen dieren bij kunnen komen;
  • Zorg bij aankoop van vee dat u zeker weet dat het vee Neospora vrij is;
  • Houd de eigen of andermans hond uit de stal. Zorg dat honden geen ontlasting achterlaten in voer of water;
  • Bij weerstandsvermindering, door bijvoorbeeld BVD, kan Neospora ineens tot uiting komt. Controleer dan ook op BVD.

Longworm en maagdarmwormen

De longworm (Dictyocaulus viviparus) is een parasitaire worm. Longworm is berucht omdat hij benauwdheid en hoest veroorzaakt bij pinken die buiten lopen. De symptomen lopen uiteen van een kuchje bij inspanning tot oppervlakkige ademhaling en veel hoesten. Ook zijn een versnelde ademhaling, groeiachterstand en dorre haren te zien. Bij melkvaarzen die geen weerstand op hebben kunnen bouwen doordat ze pas als vaars voor het eerst naar buiten gaan, kan de productie tegenvallen. In de praktijk zijn er altijd wel enkele koeien in het koppel die drager zijn. Als de dieren voor het eerst naar buiten gaan dan is er weinig tot geen besmetting op het land. De wormlarven van de dragers worden uitgescheiden via de mest, en komen op het land terecht. Hier worden ze opgenomen door de dieren. De larven (L3-stadium) worden opgenomen en migreren van de darm naar de longen. Hier worden ze volwassen en scheiden ze eieren uit. Deze worden vervolgens opgehoest en doorgeslikt en komen dan via de mest weer als larven op het land. Omdat er maar een korte periode ligt tussen uitscheiden en opnemen, is het niet zinvol om de dieren om te weiden, dit in tegenstelling bij maagdarmwormen.

Maagdarmwormen ontwikkelen zich op het land van ei tot L3 (larve in een infectieus stadium). Dit is ook afhankelijk van het weer, met koud weer staat het proces stil.  Als het na een droge periode veel gaat regenen in de zomer dan kunnen de larven  zich razendsnel ontwikkelen. Dan is het verstandig om de dieren om te weiden naar een gemaaid of niet eerder beweid perceel. Een infectie met maagdarmwormen uit zich in verminderde groei, vermagering, dof haarkleed, diarree, slome en futloze dieren.

Door jongvee te weiden kunnen ze weerstand opbouwen tegen long- en maagdarmwormen. Het beste is dat ze een lichte besmetting doormaken, waardoor ze niet ziek worden maar wel weerstand kunnen opbouwen. Standaard ontwormen is niet nodig  en kan er juist voor zorgen dat de dieren onvoldoende weerstand op kunnen bouwen. Door maaien wordt de besmettingsdruk vanuit de weide verlaagd.

Vaccinatie en onderzoek
Tegen longworm kan worden gevaccineerd. Dit wordt vooral geadviseerd bij problemen in het verleden met longworm. Het gevaccineerde dier moet nog wel in aanraking komen met veldlongwormen om te zorgen dat de immuniteitsopbouw volledig verloopt. Tegen maagdarmwormen is geen vaccin. Bij verdenking op maagdarmwormen kan het bloed worden onderzocht op het pepsinogeen gehalte (dit geeft een besmetting aan). Onderzoek van mest op wormeieren heeft geen zin want wormeieren zijn altijd aanwezig in de mest. Om te bepalen of longworm problemen geeft bij de vaarzen,  is het mogelijk om een tankmelkonderzoek te laten doen op antistoffen. Bij een hoog gehalte aan antistoffen is sprake van een niet juiste weerstandsopbouw van het jongvee. Het betekent dat de vaarzen de weerstand nog op moeten bouwen in hun eerste lactatie.

Jongvee weiden en weerstand laten opbouwen tegen maagdarmwormen en longwormen is belangrijk, zodat het melkvee beschermd is. Bovendien helpt dat bij het verwerken van gras als de kalveren later als koe geweid worden.

Aandachtspunten en tips bij Longwormen en maagdarmwormen

  • Als u het melkvee weidt, weid dan ook het jongvee. Zo kunnen ze weerstand opbouwen tegen maagdarmwormen en longwormen.
  • Stalt u het vee op, dan is de kans op besmetting klein, tenzij u vers gras voert. Let dan op.
  • De aanpak van infecties met maagdarmwormen bestaat uit goed omweiden in combinatie met een goede ontwormingsstrategie.
  • De besmetting met maagdarmwormen is het hoogst als voor het inscharen kalveren in de weide hebben gelopen. Als er voor het inscharen pinken hebben gelopen dan is de besmettingsdruk lager en als er koeien in hebben gelopen het laagst.
  • Vermoed u een probleem met longworm bij het melkvee, vaccineer dan de vaarzen voordat ze de wei in gaan.
  • Zorg dat de dieren in goede conditie zijn en een goede afweer hebben voor  ze naar buiten gaan.
  • Maaien verlaagt de infectiedruk sterk.
  • Maak gebruik van www.parasietenwijzer.nl om goed te behandelen op het juiste moment. Te veel behandelen komt de weerstandsopbouw niet ten goede.

Leverbot

De leverbot is een parasitaire platworm die voorkomt in de lever van schapen, geiten, hazen, reeën en koeien. Eerst kwam leverbot alleen voor in bepaalde gebieden maar door het veranderen van de waterstanden kan leverbot overal voorkomen. De leverbot is met name in natte gebieden te vinden waar ook de leverbotslak kan leven. Via het slakje kan de leverbot nieuwe dieren infecteren. De larven zijn te vinden in sloten, poelen en langs de waterkant. Acute leverbotziekte (vooral bij schapen) ontstaat als teveel jonge leverbotten naar de galgangen gaan en hierbij de lever doorboren. Door de massale intocht ontstaan zoveel bloedingen dat het gastdier verbloedt. Vee dat op zwaar besmet weiland loopt, kan zes tot acht weken na besmetting plotseling sterven. Chronische leverbot is de meest voorkomende vorm en ondanks weinig sterfte geeft het wel schade. Leverboteieren die in het voorjaar via de mest op het weiland komen, kunnen zich onder gunstige omstandigheden in eind zomer hebben ontwikkeld tot het besmettelijke stadium. De grootste besmetting met leverbot vindt dan ook plaats in de maanden augustus, september en oktober.

Vaccinatie en testen
Tegen leverbot is geen vaccinatie mogelijkheden. Bij plotselinge sterfte (acute leverbotziekte) is onderzoek op de dode dieren nodig om een diagnose te stellen.  Bij meer sluimerende problemen kan op antistoffen getest worden in bloed en melk. Vooral droogte doodt de leverbotslak en daarom is er in droge jaren minder gevaar voor leverbotziekte. Om resistentie tegen de behandeling te voorkomen is het belangrijk om alleen te behandelen als dit noodzakelijk is. De Werkgroep Leverbotprognose  geeft ieder jaar een prognose van wat de verwachtingen zijn voor de leverbotziekte.  Ze geven aan waar de gevaarlijke gebieden zijn en wat de vervolgstappen moeten zijn (behandelen, onderzoeken). De Werkgroep Leverbotprognose is een samenwerkingsverband van de Animal Sciences Group, Wageningen UR en de GD.

Aandachtspunten en tips bij Leverbot

  • De Werkgroep Leverbotprognose laat tweemaal per jaar waarschuwingen uitgaan bij potentiële leverbotbedreigingen.
  • Probeer besmette (bekende) percelen niet te beweiden, maar te maaien en in te kuilen. Weid de dieren eind zomer zo veel mogelijk op droge percelen. Indien dat niet mogelijk is, stal ze dan op.
  • Zorg voor een goede ontwatering van het grasland zodat de verspreiding van de leverbotslak wordt tegengegaan.
  • Als behandeld moet worden, zorg dan dat de dieren goed gedoseerd worden. Bij verkeerde schattingen kan er resistentie optreden.
  • Behandeling tegen leverbot bij melkgevende dieren kan pas plaatsvinden bij droogzetten.
  • Dieren met leverbot zijn gevoeliger voor een Salmonella dublin infectie. Ook duurt het herstel langer en neemt de kans op het ontstaan van dragers van Salmonella dublin toe.
  • Weid alleen op risicopercelen waar ook koeien worden geweid, geen schapen of geiten.

Met voldoende schoon water kunt u voorkomen dat jongvee en koeien vervuild water uit sloten of plassen gaan drinken waardoor ze ziektekiemen kunnen opnemen. Liggen de percelen op afstand met weinig toezicht, dan moeten de systemen goed werken om te voorkomen dat de dieren te weinig opnemen.

In de stal kunnen vogels infectieziekten overbrengen. Bovendien kunnen ze met vele honderden of zelfs duizenden aan het voerhek het krachtvoer en maispitten uit het rantsoen halen. Dat verlaagt de voederwaarde behoorlijk omdat ze het beste uitselecteren. Daarbij zijn ze de koeien vaak wel voor. Dus houd ze buiten de deur.

Bronnen

  • Lanvon, S.R. et l., 2014. Bovine viral diarrhoea: Pathogenesis and diagnosis
  • https://www.wur.nl/nl/onderzoek-resultaten/onderzoeksinstituten/bioveterinary-research/dierziekten/virusziekten/infectieuze-rhinotracheitis-ibr-of-koeiengriep-1.htm
  • https://www.ibrbvd.nl/ibr/over-ibr/
  • Pastoret, P-P. and E. Thiry, 1985. Diagnosis and prophylaxis of infectious bovine rhinotracheitis: The role of virus latencyDiagnostic et prophylaxie de la rhinotracheite infectieuse bovin
  • https://groenkennisnet.nl/dossier/blauwtong-dossier
  • https://www.gddiergezondheid.nl/nl/Diergezondheid/Dierziekten/Schmallenbergvirus-rund
  • https://www.gddiergezondheid.nl/nl/Diergezondheid/Dierziekten/Bluetongue
  • https://www.wur.nl/nl/onderzoek-resultaten/onderzoeksinstituten/bioveterinary-research/dierziekten/virusziekten/brsv-of-pinkengriep.htm
  • Jean-Francois Valarcher, J-F and G.Taylor, 2007. Bovine respiratory syncytial virus infection
  • https://www.wur.nl/nl/onderzoek-resultaten/onderzoeksinstituten/bioveterinary-research/dierziekten/bacteriele-ziekten/paratuberculose-2.htm
  • https://www.gddiergezondheid.nl/nl/Diergezondheid/Dierziekten/Paratuberculose-rund
  • https://www.gddiergezondheid.nl/nl/Diergezondheid/Dierziekten/Salmonellose-rund
  • https://www.gddiergezondheid.nl/nl/Diergezondheid/Dierziekten/Neospora-rund
  • https://www.gddiergezondheid.nl/nl/Producten-en-diensten/Producten/Rundvee/Neospora-aanpak
  • https://www.gddiergezondheid.nl/nl/Diergezondheid/Management/Jongvee-en-weidegang/Nieuwe-weiders
  • https://www.gddiergezondheid.nl/nl/Diergezondheid/Dierziekten/Leverbot
  • https://www.gezondheidenwetenschap.be/richtlijnen/leverbot
  • https://veegezondheid.nl/rundvee/aandoeningen/inwendige-parasieten
  • https://www.parasietenwijzer.nl/