Huisvesting en klimaat

Lang is er gedacht dat de stal er vooral voor het gemak van de melkveehouder was en dat de koeien zich maar aan moesten passen. Daar is verandering in gekomen omdat wel duidelijk is geworden dat als we meer rekening houden met de koeien er veel winst te behalen is. Huisvesting en klimaat, de leefomgeving, is een grote invloed op de productie, de gezondheid en de levensduur. Het is een van de drie hoofdfactoren volgens het KBL-principe. De vraag is dus hoe we het beste kunnen inspelen op behoeftes van de koe, rekening houdend met de wensen van de dagelijkse praktijk van de melkveehouder. Geen zogenaamde gulden middenweg, maar optimaal voor beide. Bij een nieuw te bouwen stal gaat het vaak over looplijnen, bereikbaarheid,  werkgemak, arbeidsbesparing en dergelijke meer. Voor de koe wordt gemakshalve vaak uitgegaan van standaardmaten en –uitvoeringen, en dat is niet terecht zo blijkt in de praktijk. Het is veel effectiever de bedrijfsvoering en de leefomgeving zoveel mogelijk aan te passen aan de koe dan andersom. Een duurzame veestapel kan je vele duizenden euro’s per jaar meer opleveren en daar kunt je heel wat voor investeren. Daarover hebben we in § 3.9 meer duidelijkheid gegeven.

Wat heeft een koe nodig?

  • De koeien moeten genoeg ruimte hebben om zich te kunnen verplaatsen en elkaar te kunnen ontwijken;
  • Het voer en het drinkwater moeten voor alle koeien altijd goed bereikbaar zijn;
  • Koeien moeten voldoende gelegenheid krijgen om te kunnen rusten;
  • De koeien moeten genoeg comfort hebben tijdens het liggen;
  • De vloer moet goed beloopbaar zijn en voldoende loopcomfort en grip bieden;
  • Er moet voldoende licht zijn van de juiste kwaliteit met het juiste dag- en nachtritme;
  • Er moet voldoende luchtverversing zijn en tegelijkertijd een goede temperatuurbeheersing;
  • De omstandigheden moeten hygiënisch zijn zodat koeien zichzelf en elkaar niet bevuilen.

Wat wil de melkveehouder?

Wat voor de melkveehouder belangrijk is als volgt samen te vatten.
Een stal waar je gemakkelijk in kunt werken en waar je door een logische indeling geen overbodig werk hoeft te doen, waar de looplijnen logisch zijn zodat je geen onnodige afstanden hoeft af te leggen en je toch een goed overzicht over het koppel hebt, en je in korte tijd een volledig beeld hebt van kalf tot koe. Efficiënt het bedrijf runnen. Ook wel “lean en mean” genoemd; geen onnodige dingen doen en wat je doet moet er toe doen. Bekijk van tevoren of je bij eventuele uitbreiding later, gemakkelijk kunt aansluiten op de bestaande situatie.

Ruimte en bereikbaarheid

Een koe is een kuddedier en zal zich alleen onder bijzondere omstandigheden afzonderen, zoals bij ziekte of kalven. Om in een kudde te kunnen leven, moeten de dieren een positie in de sociale rangorde hebben. Die moet worden verworven en verdedigd. Verstoring geeft rangordeperikelen, agressie en stress. Met name vaarzen die in het koppel komen, moeten hun positie verwerven. Koeien die zijn opgegroeid in het koppel en na afwezigheid, bijvoorbeeld na de droogstand, weer terugkeren, worden door koppelgenoten herkend en nemen meestal hun oude positie weer in. Tenzij de rangorde is veranderd door nieuwkomers. En dat gebeurt voortdurend. Op het gemiddelde bedrijf is 20% tot 35% van de dieren nieuw en dus wordt er voortdurend door een aantal koeien van positie gewisseld. Als ze elkaar niet kunnen ontwijken leidt dat tot voortdurende stress, met name bij de ranglagere koeien, meestal de vaarzen. Stress verhoogt het energieverbruik, verlaagt de voeropname en vermindert de weerstand en gezondheid en de vruchtbaarheid. Met als resultaat  een lagere melkproductie en vaak een hoger celgetal. Stress is een belangrijke oorzaak van melkderving.
Een tweede belangrijk punt is de bereikbaarheid. Bereikbaarheid van het voer, van een ligbox, van de drinkbakken of van de krachtvoerautomaat. Uit onderzoek kwam naar voren dat voldoende beschikbaarheid van voer aan het voerhek niet altijd betekent dat het voer voldoende bereikbaar is voor alle koeien. Met name bij vaarzen is de bereikbaarheid vaak minder ondanks dat er veel voer beschikbaar is. Zelfs zonder overbezetting kan dat nog het geval zijn omdat het te maken heeft met de maatvoering en inrichting van de stal.

Een goede stalinrichting geeft maximaal haalbaar voordeel voor de koe. De melkveehouder stelt de randvoorwaarden. Er zijn uitstekende combinaties denkbaar maar die wijken vaak af van de traditionele bouw. Er is lef voor nodig om afwijkend te bouwen, maar als de koe het middelpunt blijft, gaat het goed.

De basale behoeften van een koe zijn veel lucht, licht, ruimte en loop- en ligcomfort. Daarbij functioneert ze uitstekend als er voldoende voer en water beschikbaar en ook bereikbaar is. Dat geeft op zijn beurt veel werkgemak, werkplezier en flexibiliteit.

Zorg voor voldoende loopruimte en doorsteken en kies niet voor een éénrijige ligboxenrij. De looppaden zijn dan doodlopend, de dieren hebben onvoldoende ruimte en beweging en kunnen elkaar niet ontwijken. Bredere looppaden achter het voerhek is niet voldoende.

Groepsvorming en sociale rangorde

In de zeugenhouderij hebben we geleerd dat een grotere groep uit meerdere kleiner groepen van ca. 10 zeugen bestaat. Dat is ook bij koeien het geval. Een koppel koeien bestaat zelden uit één groep, maar vaak uit meerdere subgroepen van ca. 30 koeien die allemaal hun eigen sociale rangorde hebben. Introductie van een vaars in een groter koppel betekent dat ze meerdere malen geconfronteerd kan worden met dominantie groepsleidsters. Vaarzen staan daarom vaak onder zware stress, zeker als ze de anderen koeien niet kunnen ontwijken.

Een enkele rij waar de koeien, ondanks de breedte van de roostervloer, niet gemakkelijk dominante koppelgenoten kunnen ontlopen of zo nodig ervoor kunnen vluchten. Dat levert stress op, ook al zie je dat vaak niet. Overbodige buitenmuren belemmeren de ventilatie en hinderen de koeien om makkelijk te gaan liggen en op te staan. Ook de boxen op deze foto geven te weinig comfort. We zien vaak een groot aantal koeien met beschadigde of dikke hakken.

Een stal die op alle onderdelen niet meer voldoet. Te smalle looppaden, een buitenmuur die de koeien hindert, te weinig ruimte om elkaar te kunnen ontlopen, te korte ligplaatsen waardoor de koeien te lang blijven staan, te weinig ventilatie en te weinig volume in de stal. De problemen zijn voorspelbaar. In dit soort situaties kan verbeteren van de leefomgeving erg veel verbeteren aan het welzijn, de gezondheid en de levensduur. De levensduur wordt nu begrensd door de leefomgeving.

Op grote bedrijven worden kalveren vanaf een paar weken leeftijd bij elkaar te houden. In het begin in kleine groepen die gaandeweg worden samengevoegd totdat na insemineren een afzonderlijke vaarzengroep is gevormd, die aan het koppel kan worden toegevoegd. Elke volgende lactatie komt de groep in zijn geheel weer bij elkaar. De koeien kennen elkaar nog en accepteren elkaars positie. Een bijkomend voordeel is dat de koeien hun gedrag en de cyclus synchroniseren.

Aandachtspunten en tips bij koe en boer

  • Rangordeperikelen zijn het sterkst bij ruimtegebrek. Te smalle gangen en overbezetting, ook aan het voerhek, veroorzaken veel stress;
  • Een koppel bestaat uit meerdere (sub)groepen. De insteek van een nieuwe koe, of het koppel groot of klein is, vraagt aandacht;
  • Houd hoogdrachtige koeien en pinken in de laatste weken voor kalven in de buurt van en met zich op het koppel;
  • Werk zo mogelijk met vaarzengroepen of opstartgroepen. De geeft minder agressie van dominante koppelgenoten;
  • Zorg voor voldoende vluchtwegen en voorkom doodlopende looppaden;
  • Maak looppaden en doorsteken voldoende breed, zeker als er drinkbakken en borstels hangen;
  • Dieren moeten elkaar makkelijk kunnen passeren achter het voerhek zodat vretende koeien niet worden gehinderd;
  • Voorkom onnodig oponthoud in de stal waar het koeverkeer elkaar kruist. Zorg voor veel ruimte op die plaatsen zoals bij de melkrobot;
  • Probeer kruisend koeverkeer te voorkomen door afstand tussen belangrijke aankomst- of verblijfplaatsen;
  • Laat de koeien naar buiten te gaan, met name in kwetsbare (transitie)perioden. Geef droge koeien een uitloop die makkelijk te bereiken is.

Maatvoeringen in de stal

Het belang van voldoende ruimte wordt vaak onderschat omdat de sociale verhoudingen binnen het koppel niet worden gezien. Soms speelt dat al op afstand dat koeien elkaar mijden. Met de jaren zijn de koeien ook groter geworden maar de maatvoering is dar vaak nog niet op aangepast. Wij hanteren de volgende maten:

  • Looppad achter het voerhek minimaal 3,5 meter en maximaal 4 meter;
  • Breedte van de gang tussen de boxenrijen 3,5 meter;
  • Breedte van de gang tussen een buitenrij en de buitenmuur 3 meter;
  • Aantal doorsteken tussende ligboxen: per 16 tot 20 ligboxen een doorsteek plus aan het einde van de boxenrij;
  • Breedte van de doorsteken minimaal 3,5 meter inclusief de drinkbak of koeborstel;
  • Afstand tussen de robot en de ligboxrijen 6 tot 8 meter, afhankelijk van de koeroutes.

Ruimte bij de melkrobot

Bij de melkrobot kan het aardig druk zijn. Bij een optimale bedrijfsvoering kan het aantal melkbeurten oplopen tot ruim drie per dag met daarbij tot wel twee of meer weigeringen. De gemiddelde wachttijd van een koe bij de robot is ongeveer drie minuten. Bij drie melkingen en twee weigeringen betekent dit een totale wachttijd van 15 minuten per koe per dag. Voor een koppel van 100 melkgevende dieren is dit 1500 minuten ofwel  25 uur per dag. Rekening houdend met onregelmatigheden zoals de voertijd, staan er dus altijd wel koeien te wachten. Vaak meerdere. Bij overbezetting staan er teveel koeien ten wachten en worden ze te weinig gemolken, althans een deel van de koeien. Dit leidt tot teveel drukte bij de robot, meer ophaalkoeien en teveel stress. In de praktijk blijken vaarzen dan vaker van de robot te worden weggeduwd door dominante koeien. Soms zie je dat koeien op grotere afstand staan te wachten zonder dat direct duidelijk is waarop ze wachten. Dat is dan toch vaak een dominante koe die in de wachtruimte voor de robot staat.

Met meer ruimte kunnen de koeien zich gemakkelijker verplaatsen. Het biedt meer rust en geeft een betere productie. Ook de levensduur heeft daar voordeel bij. Bovendien is het veel prettiger werken.

Voldoende ruimte tussen de robots en de ligboxen is nodig voor makkelijk koeverkeer. Te weinig ruimte geeft extra stress en confrontaties bij de robot.

Koeien moet ongestoord kunnen drinken. Daarvoor moeten er voldoende drinkpunten zijn op plaatsen waar ze niet gehinderd worden. Om de bereikbaarheid te verbeteren hebben langere drinkbakken de voorkeur.

Aandachtspunten en tips bij de robot

  • Zorg voor voldoende robotcapaciteit. Overweeg een aparte groep met een eigen robot voor hoogproductieve koeien;
  • Rangordeperikelen kunnen veel stress opleveren. Vaak valt het niet op maar als een koe langere tijd bij een robot staat te kijken, dan is er al iets aan de hand;
  • Ga goed na hoeveel koeien u met de robot(s) aan kunt. Overbezetting is funest en de wachttijden en het geruzie bij de robot nemen toe en de kans op uiergezondheidsproblemen;
  • Naarmate de voeding en het comfort van de koeien beter is, gaan ze vaker naar de robot. Het stimuleert ook de melkproductie;
  • Als het aantal doorsteken tussen de ligboxen te beperkt is, gebruiken de koeien de doorgang bij de robot(s) om bij het voerhek of de drinkbak te komen;
  • Houd voldoende ruimte tussen de robot en de boxenrijen. In de praktijk wordt vaak 6 meter gehanteerd. Bij veel koeverkeer is dat te weinig;
  • Bouw je in een bestaande stal een robot, probeer dan toch de nodige afstand te realiseren. Je kunt een paar ligboxen opofferen om meer ruimte te maken vóór de robot;
  • Zorg ervoor dat de ruimte bij de uitloop van de robot licht en ruim is. Koeien hebben er een hekel aan om een donkere ruimte in te stappen.

Voerplaatsen en drinkplaatsen

Voerplaatsen

Voldoende voeropname is de meest cruciale factor voor de productie, de gezondheid en de levensduur. De moderne hoogproductieve koe heeft een grote energiebehoefte en daar kan alleen maar aan worden voldaan als ze genoeg voer van goede kwaliteit kan opnemen. Dat betekent dat er altijd voldoende voor van een goede kwaliteit beschikbaar moet zijn, maar ook dat het voor alle koeien goed bereikbaar moet zijn, niet gehinderd door lastige koppelgenoten of door overbezetting aan het voerhek. Elke koe behoort een voerplaats te hebben. Als koeien kunnen selecteren in het rantsoen is overbezetting helemaal funest. De koeien blijven dan wat langer aan het voerhek staan en de laatkomers hebben een “uitgekleed” rantsoen. Bij hoog productief melkvee is de opname van voer de eerst beperkende factor. Doe er alles aan om de voeropname zo hoog mogelijk te houden door de beschikbaarheid en de bereikbaarheid te maximaliseren. De vreettijd per dag is de tweede beperkende factor. Zorg dat de beschikbare tijd ook echt benut kan worden voor het vreten. Houd voor de breedte van een voerplaats de volgende maten aan:

  • Bij een gemiddelde melkproductie 70 cm;
  • Bij een bovengemiddelde productie 75 cm;
  • Voor droge koeien 80 cm;
  • Een stal met dubbele boxrijen (2+0) en met voldoende doorsteken kan twee ligboxen per twee vreetplaatsen aan;
  • Bij een stal met drie ligboxrijen en één voerhek (3+0) is er anderhalve keer de lengte van de stal aan voerhek nodig. Alleen met extra ruime doorsteken is dat haalbaar zonder overbezetting.

Drinkplaatsen

Koeien moeten veel water op kunnen nemen, afhankelijk van de productie en de staltemperatuur tot meer dan 130 liter per dag. Met een hoge productie en hittestress kan dat oplopen tot 170 liter per dag. Het absolute minimum is 40 liter per dag. Het moet dus altijd ruim beschikbaar zijn en van een goede kwaliteit. En dat betekent dat er een minimum aantal drinkplaatsen beschikbaar moet zijn verdeeld over de stal:

  • Minimaal 1 drinkbak per 20 koeien, beter is 15 koeien per drinkbak;
  • Bij gebruik van sneldrinkers tien koeien per bak;
  • Bij gebruik van drinkbakken 10 cm centimeter per koe;
  • Hang de drinkbak niet te laag vanwege de kans op bevuiling, maar ook niet te hoog voor het drinkgemak. Het waterniveau in de drinkbak moet minimaal 50 cm tot maximaal 80 cm boven de roosters zijn.
  • Er moet voldoende ruimte zijn tussen drinkbak en muur om koeien achter een drinkende koe langs te laten lopen: 3,5 meter;
  • Een koe drink ca. 20 liter per minuut dus de watertoevoer moet ook minimaal 20 liter per minuut zijn.

Uit onderzoek is gebleken dat koeien langer drinken met meer slokjes en minder pauzes bij de tank dan bij drinkbakken met nippels. Bij dagelijkse reiniging van de drinkbakken drinken de koeien meer door; minder slokjes en minder en kortere pauzes per drinkbeurt.

Aandachtspunten en tips bij voer- en drinkplaatsen

  • Bouw nooit een stal met vier rijen ligboxen per voerhek. U heeft twee keer meer lengte voor het voerhek nodig dan de lengte van één rij boxen. In de praktijk komt dat neer op een zware overbezetting en daarmee komen de vaarzen ernstig in de problemen;
  • Vaker aanschuiven van het voer is niet bedoeld om overbezetting te compenseren. Bij een flinke overbezetting kan het juist ongunstig werken; het zijn steeds dezelfde koeien die als eerste aan het voerhek staan. Schuif niet vaker aan dan 9 keer per dag;
  • Bij automatisch voeren moeten de koeien leren dat er altijd voldoende voer ligt en dat ze niet bij elke voedering direct naar het voerhek hoeven komen. Dat betekent vaker voeren. Bij een overbezetting van 30% is dat 8 tot 9 keer. Zorg wel dat het voer vers en goed gemengd blijft;
  • Met een voerbuis kunnen meer voerplaatsen gecreëerd worden. Er is wel meer onrust aan het hek door agressieve interacties. Omdat er dan toch meer afstand tot elkaar wordt genomen, ook als ze schuin gaan staan, is de opname per individuele koe groter;
  • In de praktijk blijken de koeien bij bredere voerhekken ook meer op te nemen omdat de bereikbaarheid kennelijk beter is;
  • Als koeien de vrije keus hebben zullen ze toch vaker de buisvoer opzoeken, tenzij ze de ervaring hebben dat ze door dominante koeien verdrongen worden. Een voerhek biedt meer veiligheid;
  • Zorg voor ruime uitloopmogelijkheden als ze de melkstal uitkomen zodat ze makkelijk het voerhek kunnen bereiken. Dat geldt ook voor de melkrobot;
  • Zorg voor veel drinkplaatsen, bij voorkeur bij elke doorsteek en ook bij de melkrobots;
  • Koeien willen eerst in de waterbak slobberen en dan pas drinken. Gebruik niet uitsluitend sneldrinkers en zorg dat die altijd voldoende waterdruk krijgen;
  • Voorkom dat het water in de winter ijskoud wordt. Een koe drinkt het liefst water van 15 tot 17°C en het kost de koe ook veel energie om te koud water op temperatuur te brengen;
  • Let op de kwaliteit van het water bij waterbakken met communicerende vaten, die is vaak onvoldoende;
  • Een koe drink ca. 20 liter per minuut dus de watertoevoer moet ook minimaal 20 liter per minuut zijn.

De ligboxen

Een ligtijd van in totaal 14 uur per dag is geen uitzondering; koeien liggen graag. En het liefst comfortabel. Ze gaan liever niet liggen als liggen en opstaan ongemak en pijn veroorzaken. En al helemaal niet als de perioden van liggen relatief kort zijn, zoals bij vaker voeren en voer aanschuiven bij een overbezet voerhek. De koeien blijven dan langer in de boxen staan en dat leidt weer tot allerlei andere problemen en snellere slijtage. Ook zullen ze ze liggend in de box mesten en urineren. Met name dieren die geen goede klauwen, hakken of draaiers hebben, en weinig gespierd zijn, krijgen veel problemen wanneer het ze ontbreekt aan voldoende ruimte en comfort. De maatvoering, de afstelling en het comfort van de ligboxen zijn daarom enkele van de belangrijkste aspecten van de huisvesting.

“Als je een serieuze levensduurverlenging wilt, dan ontkom je er niet aan om alles rond de ligboxen te optimaliseren”

Liggen en opstaan

Het kost koeien, met name als ze ouder en zwaarder worden, een flinke krachtsinspanning om te gaan liggen en weer op te staan. Ze moeten met de achterpoten zo’n 250 tot 300 kg van de grond tillen en dat vraagt veel van de spieren, de pezen, de hakken en de klauwen. Het gewicht in de voorhand is zelfs nog groter. Als een koe gaat liggen, verloopt dat volgens een vast patroon. Eerst gaat ze door de knieën, steekt de kop als contragewicht wat naar voren, brengt vervolgens een achterpoot onder het lichaam en laat zich naar één kant vallen. De hak die daarbij de grond raakt, blijft normaal gesproken op zijn plaats. Maar als ze in de box onvoldoende ruimte geeft dan brengt ze de  ene poot wat verder onder het lichaam voordat ze zich laat vallen. Dan schuift de hak over de ondergrond. Als die hard en stroef is, zoals bij rubber, kunststof of beton, schuurt de hak kapot. Als het eenmaal zo ver is, dan is genezing moeilijk vanwege de voortdurende druk op de hak bij het liggen. Bovendien schuurt de hak ook bij het opstaan over de ondergrond als ze de poot weer ophaalt.

Bij het opstaan moet een koe eerst het grote gewicht in de achterhand omhoog brengen. Om dat te compenseren gebruikt ze de kop als contragewicht. Ze strekt de kop zo ver mogelijk naar voren en gebruikt de knieën als balanspunt. Vervolgens brengt ze de voorhand omhoog waarbij ze een poot naar voren zet om het gewicht over de spieren in schouder en poten te verdelen. Door een te hoge knieboom of –buis gaat dat vaak niet en moet ze alle kracht uit haar schouderspieren halen. Zeker als ook de schoftboom of neusboom in de weg zitten.

Als een koe opstaat gebruikt ze de kop als contragewicht en de knieën als draaipunt. Het wordt door de hefboomwerking makkelijker om de achterhand omhoog te krijgen. Om de belasting van de spieren in de schouders te verminderen en te verdelen zet ze een stap naar voren. 

Schuin gaan liggen

Het komt er op aan om koeien zoveel ruimte te bieden dat ze hun natuurlijke manier van liggen en opstaan kunnen volgen, terwijl ze toch recht en niet te diep  in de box gaan liggen. De juiste breedte en de juiste afstelling horen onlosmakelijk bij elkaar. Als er in de lengte van de box te weinig ruimte is, dan zal de koe die zoeken in de (langere) diagonaal om toch de kop naar voren te kunnen krijgen. Een buitenmuur of een te lage kopboom kunnen dus flinke obstakels zijn. Als de schoftboom te laag en/of te ver naar achteren is geplaatst, dan zal de koe niet diep genoeg in de box kunnen. En als ze opstaat gaan ze poot niet voren zetten en moet ze juist achteruit, een tegennatuurlijke beweging. Ook dan zal  ze de diagonaal zoeken voor meer ruimte. Sommige typen boxen  bieden voor en achter meer ruimte om diagonaal te gaan liggen. Krapper afstellen is dan juist wat je niet moet doen want als een koe de ruimte heeft gaat ze gewoon recht liggen. Een koe laat zich ook goed geleiden. Een gebogen schoftboom die goed is afgesteld doet dat. Ook geleiding aan de achterzijde van de box voorkomt dat een koe schuin gaat liggen.

Een koe die geen ruimte heeft in de lengte zal schuin gaan liggen. Ze kan ook alleen maar schuin opstaan en probeert het ijzerwerk als houvast (hefboom) te gebruiken. Een gebogen (gegolfde/gekartelde) schoftboom zal niet helpen omdat ze toch niet met de kop vooruit kan. Dit zorgt voor overbelasting en beschadigingen. In dit soort situaties gaan koeien niet graag liggen en als ze liggen staan ze ook moeilijker weer op. Ze komen minder snel aan het voerhek en naar de melkrobot of ze blijven staande wachten.

Er is voldoende strekruimte maar de koe wordt gehinderd door de schoftboom. Ze kan niet opstaan zonder achteruit te gaan wat geheel tegen haar natuur ingaat. Ze wil een stap naar voren kunnen zetten. Het helpt wel dat ze een goede grip heeft in het ligbed maar een gebogen schoftboom kan hier het verschil maken. 

Bij een uniform koppel kunnen de ligboxen makkelijker afgesteld worden op de gemiddelde koe. Hoe groter de verschillen hoe lastiger. In de praktijk zien we dan vaak dat de aandacht vooral uitgaat naar de “probleemgevallen” en dat is nu precies wat je niet moet doen. Ook de kleinere vaarzen zijn vaak een lastig punt maar dat is een gegeven. Maar bij een langere levensduur zullen er ook (veel) minder vaarzen zijn die voor problemen kunnen zorgen.

De boxmaten en het afstellen van de boxen

Een juiste afstelling van de ligboxen is zeer belangrijk. Of koeien de boxen meer of minder bevuilen ligt niet aan het type ligbox, maar aan de maatvoering en de afstelling. Die is anders bij matten dan bij diepstrooiselboxen. We geven enkele aanwijzingen aan de hand van onderstaande foto’s.

  1. Meet van enkele koeien de afstand tussen de draaier in de nek en de achterkant van  de hiel. Hanteer die als afstand tussen de schoftboom en de achterrand van de ligbox.
  2. Meet van enkele koeien de hoogte tot aan voorkant van de draaier in de nek en hanteer die als hoogte voor de onderkant van de schoftboom. Laat de koe bij het meten de kop ontspannen hangen.
  3. Meet de lengte van enkele liggende koeien van de achterkant van de dijen tot de voorkant van de knie. Neem die als afstand van boxrand naar knieboom. Uitgaande  van een staande koe meet u de afstand tussen de achterkant van de dijen tot de boeg aan de voorzijde. De koe mag met de zitbeenderen net iets over de boxrand liggen.
  4. Bij een Holstein veestapel moet de boxbreedte 120 cm binnenmaat zijn. Bij bredere rassen (en kruislingen) 125 cm en bij droge koeien 130 tot 135 cm.
  5. De diepte van de box is afhankelijk van het type ligbed en de grootte van de koeien en ligt tussen de 170 en 180 cm.
  6. Gebruikt u een kopboom (neusboom, keerbuis), zet die dan op minimaal een meter hoogte vanaf het boxdek.
  7. Gebruik een knieboom van minimaal 16 cm hoog. Gebruik bij voorkeur een buis zodat de koeien er niet achter blijven haken met de klauwen. Bij diepstrooisel ervoor zorgen dat de knieboom nog voldoende boven het bed uitkomt. Een buis van minstens 20 cm is dan aan te bevelen.
  8. Gebruik een gebogen (gekartelde, gegolfde) schoftboom. Plaats hem onder 45 graden naar voren. Hanteer dezelfde afstanden als bij een rechte schoftboom en neem het hoogste punt van de binnenzijde van de bocht als meetpunt. Zie verderop.

Aandachtspunten en tips bij de ligboxafstelling en het ligbed

Ligboxen algemeen

  • Neem rustig de tijd voor de afstelling en begin met goed kijken naar hoe de koeien liggen en opstaan;
  • Een koe die recht in de box kan staan en strekruimte heeft, gaat recht in de box liggen;
  • In een brede box gaat een koe niet schuin liggen als de box goed is afgesteld en er voldoende strekruimte is;
  • Hakken en knieën horen behaard te zijn en zonder beschadiging of zwelling;
  • Rug- of nekbeschadigingen wijzen op een verkeerde afstelling van de schoftboom en/of de boxafscheiding;
  • Beschadigingen aan kruis, zitbeenderen of binnenkant van de hak, wijzen op een te kort ligbed en/of een te scherpe of te hoge achterrand;
  • Veel speen betrappen wijst op slecht afgestelde boxen of een te gladde bodem. Speenbetrappen wordt voor 80% van de koeien zelf veroorzaakt;
  • De koeien zijn de laatste decennia groter geworden maar die hebben geen extra hoge boxen nodig, wel een wat andere afstelling van de schoftbomen;
  • Je kunt bij te hoge boxen de schoftboom juist aan de onderkant van de buis monteren;
  • Een koe moet vierkant in de box kunnen staan, zonder de kop geforceerd naar beneden te hoeven houden;
  • Draai niet alles meteen muurvast, maar kijk eerst eens een tijdje of de afstelling juist is en stel de box zo nodig bij.

Gebruik van matten in de ligboxen

  • Rubberen of kunststof matten en matrassen zorgen voor veel beschadigde of kale hakken. Strooi ook deze ruim in met zaagsel;
  • Neem bij gebruik van waterbedden, bedden met compartimenten. De kans op doordrukken is minder en het verhoogt de stabiliteit en verbetert  de grip;
  • Gebruik matten met een zachte ondergrond. Dat veroorzaakt minder druk en geeft meer grip;
  • Gebruik geen matten die glad worden als ze vochtig zijn;
  • Gebruik geen matten die een grof, schurend oppervlak hebben;
  • Sommige typen matten worden uitgelopen waardoor ze over de achterrand  gaan hangen;
  • Vastzetstrips, vaak van aluminium, kunnen doorslijten en omkrullen en ernstige beschadigingen geven;
  • Let bij de strooiselkeuze ook op de grofheid en houtsplinters;
  • Om te bepalen of de mat geschikt is kun je de knieproef uitvoeren. Laat je enkele keren met de blote knieën op de mat vallen en voel of dat nog steeds genoeg comfort geeft.

Diepstrooiselboxen

  • Houd een lengte van het ligbed aan van 170 tot 175 cm, tenzij uw koeien  gemiddeld langer zijn.
  • De koeien moeten met het kruis iets over de afgeronde achterrand liggen. Liggen ze te ver in de box, dan zit de schoftboom of de knieboom te ver naar voren.
  • Zorg dat de box altijd voldoende is gevuld. Een ligbed van minimaal 15 cm is aan te bevelen. Daardoor ontstaat er een enigszins verdiept ligbed voor de koe. Een goed ligbed geeft ook richting aan de koe bij het liggen.
  • Houd bij de afstelling van de diepstrooiselboxen rekening met het dikkere ligbed.
  • Bij boxen die vol ingestrooid zijn (bijvoorbeeld de biobedding uit de vaste fractie), hebben de koeien de neiging wat verder in de boxen te gaan liggen. Zorg voor een voldoende hoge knieboom of –buis.
  • Als het boxmateriaal hard wordt en een bult onder de koeien vormt is het niet geschikt. Losmaken kost teveel tijd en arbeid.
  • Vochtige of vettige materialen zoals compost en digestaat kunnen gemengd worden met zaagsel om het los te houden.
  • Gebruik nooit GFT-compost. Het bevat teveel, en vaak scherpe, verontreinigingen.
  • Mechaniseer zo mogelijk het vullen van de boxen. Het scheelt veel arbeid.
  • Bedenk dat sommige boxmaterialen, zoals compost en biobedding, zeer veel bacteriën kunnen bevatten. Houd de weerstand van de koeien altijd goed op peil.

Dit type box biedt een goede geleiding en de koeien liggen er graag in. Zeker met een gebogen schoftboom. De afstand tussen de poten moet zodanig zijn dat de koe zich niet beschadigt. De afstand tussen de boxrand en de poot mag niet te groot zijn omdat anders de hakken beschadigd worden. 

Diepstrooiselboxen geven verreweg het meeste comfort. In combinatie met de juiste ligbox en afstelling een groot voordeel voor de melkveehouder en de koeien. In dit geval een goede boxafscheiding die de koe geleidt en een goede boxbodem voor een goede grip. Als de schoftboom goed zou zijn afgesteld, zou de extra ketting overbodig zijn.

Naar schatting hebben in de praktijk 75% van de koeien op matten of matrassen van rubber, canvas of een andere kunststof beschadigde of geïrriteerde hakken. Met name als de boxen niet goed zijn afgesteld hebben ze een schurende uitwerking op de hakken.

Aandachtspunten en tips bij boxafscheiding en schoftboom

Boxafscheiding

  • Bij afscheiding met een poot achter in de box:
– De afstand tussen de achterkant van de poot tot de binnenkant boxrand niet meer dan 15 cm. Bij beschadigde/dikke heupbeenderen liggen de koeien tegen de poot;
– De afstand tussen de voor- en achterpoot moet zodanig zijn dat de pens van de koe, de schouder en de heupen er goed tussen kunnen;
– Let er op dat de koeien de kop niet voor de voorste poot langs kunnen steken;
– De breedte van de box moet 120 cm zijn.
  • Bij zwevende boxafscheiding:
– Bij zwevende boxen met een vaste knieboom kan het ligbed te lang zijn. Plaats dan een extra knieboom of -buis;
– Bij beschadigingen op de rug is de onderste buis in het midden van de box te laag;
– Bij beschadigingen aan de heupen is het achterste deel van de afscheiding te laag;
– Glimmen de boxafscheidingen aan de binnenkant, dan liggen de koeien tegen het ijzer;
– Sommige typen zwevende boxen geven de koeien veel ruimte om schuin te gaan liggen;
– Gebruik bij zwevende boxen altijd een gebogen schoftboom om te sturen.

Gebogen schoftboom

  • De gebogen schoftboom dient niet alleen voor de stevigheid van de boxen maar geleidt de koe bij het liggen;
  • Bij het opstaan moet de koe met de nek omhoog kunnen zodat ze makkelijk op kan staan;
  • Als de koe opstaat moet de nek vrij blijven van de schoftboom;
  • Bij de juiste afstelling gaan de koeien rechter liggen en gemakkelijker liggen en opstaan;
  • De gebogen schoftboom dient schuin naar voren te worden afgesteld;
  • Bij lage boxen moet de schoftboom wat steiler staan en bij hoge boxen wat minder steil naar voren;
  • Kettingen en spanbanden zijn bij gebruik van een gebogen schoftboom overbodig;
  • De koe moet juist in de box kunnen staan en niet met de achterpoten op het gangpad of te diep in de boxen;
  • De afstand van de boxrand achter tot het hoogste punt van de schoftboom is al gauw zo’n 200 cm. Meet enkele koeien voor de juiste afstand;
  • Kijk naar de koeien hoe ze zich in de boxen liggen en opstaan om zo de juiste afstelling te vinden;
  • Als je in een paar rijen anders afstelt, dan zie je al snel wat de koeien het beste vinden en waar de minste mest in de boxen valt.

De afstelling van de gebogen schoftboom moet passen bij de hoogte van de ligboxafscheiding. Bij een lagere ligboxafscheiding mag de schoftboom rechter staan om tot 135 cm hoogte te reiken vanaf het ligbed. Tegelijkertijd moet ze wat meer naar voren om de koe voldoende lengte te geven (210 tot 220 cm).

Bij een hogere ligboxafscheiding kan de schoftboom schuiner naar voren worden afgesteld om toch een hoogte van 135 cm te kunnen houden. Om het punt waar de draaier van de nek de schoftboom raakt, op dezelfde plaats te houden moet de schoftboom iets naar de achterkant van de box gehaald worden.

Goed koecomfort heeft grote positieve gevolgen voor de koeien en voor de melkveehouder. De betere stofwisseling, melkproductie en gezondheid en uiteindelijk een langere levensduur maken de investeringen meer dan goed.

De vloer en de mestschuif

De roostervloer is ooit ontwikkeld als alternatief voor de grupstal met het tijdrovende uitmesten. Bij de ontwikkeling zijn de belangen van de koeien vrijwel geheel uit het oog verloren. De laatste jaren komen dichte vloeren weer in beeld, mede vanwege de ontwikkeling van de emissiearme vloeren vanaf begin jaren ’90 van de vorige eeuw.  De eerste dichte vloeren kregen een slechte naam omdat ze veel te glad waren. Tegenwoordig zijn er beter beloopbare dichte vloeren, maar ideaal zijn ze nog niet. Uit een praktijkinventarisatie is gebleken dat verreweg de meeste melkveehouders die een goede dichte vloer hebben, niet meer terug willen naar de betonnen roostervloer. We geven enkele aandachtspunten en tips.

Een dichte vloer heeft veel voordelen voor de gezondheid en het welzijn van de koeien. Maar als het droog is kan de mest aankoeken. op warme dagen sproeien kan gladheid te voorkomen. Het kan met een geïntegreerde sproeier maar er zijn meer mogelijkheden, ook met een laag waterverbruik.

Een dichte vloer heeft veel voordelen voor de gezondheid en het welzijn van de koeien. Ondanks de mogelijkheden om de vloeren nat te houden voor een beter afvoer van de mest en om met droog weer aankoeken van mest te voorkomen, wordt nog steeds gezocht naar nieuwe mogelijkheden om de ammoniakemissie te beperken en het loopcomfort te verbeteren. 

Een deklaag van rubber met openingen om de urine snel af te voeren, waardoor de emissie flink kan worden beperkt, en een schuif voor de afvoer van de vaste mest, is een van de mogelijkheden.

Aandachtspunten en tips bij de vloer

  • Voorkom oneffenheden in de roostervloer. Die geven extra druk op de klauwzool en als koeien op de randen van de roosterbalken staan, krijgen ze last van witte lijn defecten (wandzweren);
  • Uit de onderliggende kelder komen voortdurend agressieve gassen vrij zoals ammoniak. Dat is niet goed voor de klauwgezondheid;
  • Een dichte vloer geeft een meer gelijkmatige drukverdeling op de klauwen;
  • Een dichte vloer geeft veel minder witte lijn defecten (wandzweren);
  • Op een dichte vloer zijn groeven voor de grip absoluut noodzakelijk. De combinatie van langsgroeven met dwarsgroeven (ruit- of blokvormen) geven de meeste grip;
  • De ruitjes in de vloer mogen niet kleiner zijn dan 4 cm x 4 cm met afgeronde kanten;
  • Laat je de vloer opruwen, maak hem dan niet te grof. De klauwen kunnen daardoor te snel slijten;
  • Voer geen koppelbehandeling uit kort voor of na het opruwen van de roosters of na het leggen van nieuwe roosters. Houd minimaal 6 weken aan tussen opruwen en behandelen;
  • Met vaker schuiven kunt je ook een lange gang zonder mestdoorlaat goed schoongehouden. Stem de schuiftijden af op werkzaamheden als rusten, voeren en melken;
  • Met een kleine verhoging achter het voerhek hoeven ze alleen de achterpoten op te tillen als de mestschuif voorbij komt;
  • Leg hoekkatrollen buiten de stal. Kan dat niet, leg er dan een rubberen mat over;
  • Zorg voor zo min mogelijk oneffenheden en verhoogde doorsteken. Gebruik eventueel rubberen matten om ze af te schermen;
  • Vergeet niet dat schone vloeren ook de infectiedruk op de uier en klauwen verminderen;
  • Ga er niet vanuit dat een roostervloer per definitie schoon genoeg is, het grootste deel van het oppervlak is dicht;
  • Wat je ook doet, een schone vloer blijft nodig voor voldoende grip, met name als de koeien kort de hoek om lopen of als ze springen of besprongen worden;
  • Zelfs bij “gewone” bochten, bijvoorbeeld bij een doorsteek, moeten koeien zich vaak schrap zetten om de bocht te nemen;
  • Overweeg, als de emissie-eisen dat toelaten, een roostervloer op plaatsen waar geen mestschuif of mestrobot kan komen. Zoals bij de melkrobot.

Ventilatie en stalklimaat

Basisbehoefte van de koeien
Uitgangspunten voor de stal zijn voldoende volume en veel luchtverplaatsing. Koeien produceren door de fermentatie in de pens en de stofwisseling veel warmte en waterdamp. De ventilatie moet zorgen voor afvoer van warmte en vocht en voor de aanvoer van veel verse lucht. Zuurstof is zeer belangrijk voor het optimaal functioneren op alle niveaus en in alle organen van een koe. Kortom, een goede luchtverversing is letterlijk van levensbelang. De optimale temperatuur voor koeien ligt tussen -5 en +15 graden Celsius.  De basisbehoefte aan ventilatielucht is afhankelijk van de melkproductie omdat die de hoeveelheid te verwerken voer en de pensfermentatie bepaalt. In de praktijk kan voor de basisbehoefte als vuistregel 1m3 per kg lichaamsgewicht per uur aangehouden worden en dat zou in principe voldoende moeten zijn, bij een gemiddelde productie en zolang de lucht ongehinderd kan toestromen. Neemt de temperatuur toe, dan kan de koe minder makkelijk de warmte kwijt en is extra ventilatie nodig. De basishoeveelheid dekt bij lange niet meer de behoefte bij hogere temperaturen en daardoor kan hittestress ontstaan. Niet alleen is de productie met de jaren toegenomen, steeds vaker ook worden we geconfronteerd met perioden van hoge temperaturen. Van Hittestress kan al sprake zijn bij een temperatuur van boven de 18 graden. Het heeft grote gevolgen voor de gezondheid en de productie van de koeien en kan forse economische schade veroorzaken. Hittestress in de droogstand kan gevolgen hebben voor de levensduur van de nakomelingen. Dus in zijn algemeenheid spreken van een basisbehoefte doet tekort omdat een hoogproductieve koe bij warme en vochtige omstandigheden meer dan 1.000 m3 per uur lucht nodig kan hebben. Maar de effectiviteit van de uitwisseling tussen koe en omgeving kan dan afnemen en dan is besproeien van de koeien nodig.

Het werkingsprincipe van de ventilatie
Warme lucht die door de koeien wordt geproduceerd stijgt op en verdwijnt door de nok naar buiten. De verplaatste lucht wordt vervangen door van de zijkant instromende, koelere lucht van buiten. Hoe groter het verschil in hoogte (luchtdruk) tussen de inlaat en de nokuitlaat, hoe meer en hoe sneller lucht wordt verplaatst. Bij een klein hoogteverschil moeten de openingen dus groter zijn dan bij een groot hoogteverschil. Door de inlaat kleiner te maken of de uitlaat groter, neemt de luchtsnelheid bij de inlaat toe. En andersom. Zodra de lucht binnenkomt in een grotere ruimte valt de luchtsnelheid terug. Maar bij een te kleine opening is, ondanks de hogere luchtsnelheid door de opening, de hoeveelheid lucht die instroomt niet meer voldoende om genoeg lucht door de stal te krijgen. Bovendien zal de lucht niet meer door de gehele stal gaan maar via “kortsluiting” langs het dak naar de nok. Hoe harder de trek in de nok is hoe eerder dat gebeurt. De luchtverversing wordt dus minder. In- en uitlaat moeten dus goed op elkaar zijn afgestemd. In moderne stallen is de inlaat groot genoeg en gaat het er vooral om dat lucht in de (grote) stalde bij alle koeien komt en tegelijkertijd snel genoeg de stal uitgaat voor voldoende verversing. Bij een goede dwarsventilatie moet de ene kant van de stal als inlaat dienen en de andere als uitlaat. Vaak wordt van twee kanten lucht in de stal geblazen en de veronderstelling dat die snel genoeg door de nok weer de stal uitgaat. Vaak vallen de botsende luchtstromen stil naar het midden van de stal.

Verschil binnen- en buitentemperatuur
Een te groot verschil tussen de binnen- en buitentemperatuur veroorzaakt condens. Door de vorming van fijne vochtdruppels worden ziektekiemen diep ingeademd en de infectiedruk neemt sterk toe. Optimaal is een verschil in temperatuur tussen de binnen- en de buitenlucht van maximaal 5 graden, en bij vorst van maximaal 10 graden. Bij grotere verschillen is het zaak meer te ventileren. Grotere verschillen tussen binnen- en buitentemperatuur bij koude mogen dus juist geen reden zijn om minder te ventileren. Grotere verschillen bij warmte vraagt veel extra doorstroming op koeniveau. Hoge open zijwanden bieden geen garantie voor een voldoende hoge luchtsnelheid in tijden van hittestress, zeker niet als de windsnelheid laag is. Bij warm weer wordt de binnentemperatuur vergelijkbaar met de buitentemperatuur en het gaat dan vooral om de luchtbeweging rond de koe om veel warmte en vocht af te kunnen voeren. Als de vochtigheid vergelijkbaar is lukt dat niet goed.

Ook in bestaande stallen kan de ventilatie flink worden verbeterd door de overbodige zijmuren te verwijderen in combinatie met een voldoende open nok.

Minimaal benodigde hoeveelheid ventilatielucht in m3/koe/uur bij verschillende productieniveaus en gemiddelde weersomstandigheden, en de grootte van de inlaatopening (m2/koe) bij vier hoogteverschillen tussen de inlaat- en uitlaatopening (Bron: handboek Melkveehouderij)

Dwarsventilatie kan, vooral bij bredere stallen, bij de juiste opstelling veel frisse lucht binnen brengen en vocht afvoeren.

Typen ventilatie

De ventilatie heeft als doel de warmte en het vocht van de koeien af te voeren en ze te voorzien van verse lucht. Hoe lager de luchtvochtigheid (drogere lucht) hoe meer vocht in de ventilatielucht kan worden opgenomen en hoe meer vocht van de koe verdampt. Als vocht vanaf de huid verdampt onttrekt dat warmte aan de koe en dat werkt verkoelend. Hoe meer warmte moet worden afgevoerd, bijvoorbeeld bij hittestress, hoe groter het luchtvolume en de luchtsnelheid moeten zijn.

Axiaal ventilatoren

Bij aanschaf van ventilatoren is het belangrijk om te kijken wat het doel is van de aanschaf. Is het vanwege een betere doorstroming van verse lucht of om bij hoge temperaturen hittestress te tege te gaan? In het eerste geval kan de luchtsnelheid lager zijn dan in het tweede geval. Axiaalventilatoren zijn daarvoor nog steeds het meest gebruikt. Ze geven een gerichte luchtstroom met een relatief hoge snelheid. Ze kunnen op de plaatsen gehangen worden waar de luchtstroom ook effectief kan zijn. Bijvoorbeeld boven de ligboxen en/of achter het voerhek. Eventueel te combineren met sproeiers. Omdat het bereik van de luchtstroom beperkt is, ca. 15 meter, moeten meerdere ventilatoren achter elkaar worden gehangen. Nadeel is dat ze relatief veel geluid maken. Dat is vervelend voor de boer en voor de koe. Er zijn anno 2025 diverse typen ventilatoren met een lager geluidsniveau en bovendien energiezuinig. Een alternatieve vorm van ventileren is het plaatsen van  ventilatoren in de kopgevel van de stal, wat je vaak ziet in pluimveestallen. De lucht wordt horizontaal naar buiten gezogen en geeft een constante luchtstroom door de stal. De verse lucht komt binnen via de andere kopgevel.

HVLS

HVLS staat voor Hoog Volume Lage Snelheid. De luchtstroming gaat verticaal naar beneden en is alleen direct onder de ventilator en in een kleine cirkel eromheen goed merkbaar. Het luchtstromingspatroon in een stal met een reeks HVLS-ventilatoren is lokaal onder de ventilatoren en kan in de praktijk onregelmatig zijn en de windsnelheid is niet overal onder de ventilator hetzelfde. En dus ook niet de verkoeling. Omdat de luchtsnelheid bij HVLS relatief laag is, is de luchtstroom gevoelig voor obstakels of zijwind. Bijvoorbeeld via de open zijwanden of een openstaande deur. Datzelfde kan het geval zijn bij een combinatie van HVLS en axiaal. Als voordeel van de HVLS wordt wel genoemd het lage geluidsvolume vergeleken met de axiaal-ventilatoren. Maar die worden ook veel geluidsarmer en er zijn stillere axiaalventilatoren met een lager energieverbruik en een groot volume op de markt. De luchtsnelheid bij een HVLS-ventilator varieert van 0,26 m/sec. tot ruim 3,6 m/sec. Ook kan de luchtsnelheid, gemeten op verschillende hoogten en op verschillende afstanden van de centrale as van de HVLS-ventilator, sterk verschillen. De horizontale snelheid is het hoogst net buiten de rotorbladen. Bij zwaardere hittestress zou de ventilatie dus onvoldoende verkoelend effect kunnen geven. Daarom wordt in buitenland vaak met een combinatie van systemen gewerkt. Maar zoals aangegeven kan dat het patroon nog meer verstoren. Het beste is de axiaalventilatoren boven de koeien in de boxen en/of achter het voekhek te hangen en de HVLS-ventilatoren meer naar het midden van de stal. Omdat in de moderne stallen de dwarsventilatie een belangrijke rol speelt zijn HVLS-ventilatoren minder geschikt. Feitelijk moeten er met de HVLS-ventilatoren verdeeld over de gehele stal meerdere gehangen worden. Er worden ook wel meerdere kleine HVLS-ventilatoren gebruikt die dan schuin worden gehangen en gericht op de koeien. Als het ware het midden tussen axiaal en HVLS.

Dubbele rijen axiaalventilatoren. Een rij achter het voerhek, waar boven ook een sproeileiding is gehangen, en een rij boven de boxen. Links in de stal gaat in dit voorbeeld de luchtstroom naar achter en rechts in de stal naar voren.

Een HVLS ventilator: hoog volume bij lage snelheid. Weinig geluid. Wel meerdere nodig voor een goede verkoeling. Gevoelig voor verstoring door zijwind.

Axiaalventilatoren die de lucht uit de stal trekken. Er ontstaat een constante luchtstroom door de hele stal. De lucht wordt daardoor ook voortdurend ververst. In deze stal elke 8 minuten. De methode is zeer effectief en zorgt voor een aangenaam stalklimaat.

Aandachtspunten en tips bij de ventilatie

  • Vroeger was de vuistregel dat er geen spinnenwebben aan het dak mogen hangen. Maar bij kortsluiting als het gevolg van een te snelle luchtstroom verdwijnen ze, terwijl de luchtverversing in de stal toch onvoldoende is. Teveel spinnenwebben of spinrag is ook niet goed;
  • Zorg altijd voor een ruime nokopening van minimaal een halve meter breed;
  • Bij een automatisch sluitend gordijn tegen de ammoniakemissie, kan de luchtverversing te krap worden;
  • Kies je voor een nok met overstek, keer de nokopening dan af van de meest heersende windrichting;
  • Ventilatie ververst en/of verkoelt. Verkijk je niet op lagere buitentemperaturen: voldoende ventilatie blijft nodig;
  • In stallen met open zijgevels wordt de luchtverversing voornamelijk bepaald door de dwarsventilatie door de windrichting. De nok fungeert dan nog als afvoeropening voor de opstijgende warme lucht;
  • Houd bij een nieuwe stal een hoogte van de open zijgevel van minimaal drie meter aan. Onnodig hoog kost extra staal en gordijnen;
  • Overweeg bij een oudere stal om de buitenmuren te verwijderen;
  • Veel oude nokopeningen zijn afgestemd op koeien met een veel lagere ventilatiebehoefte en voorzien van een kap die de luchtstroming belemmert;
  • Verhoog eventueel de oude nok, maak extra openingen of verwijder de kap als dat in verband met de regeninval mogelijk is;
  • Een strook damwand onder de open nok kan prima fungeren als regenvanger;
  • Verplaatsing van de lucht door ventilatoren kan een verkoelende effect geven zonder voldoende luchtverversing. Zorg voor voldoende capaciteit;
  • Houd bij stalventilatoren met een verticale luchtstroom (HVLS ventilatioren) moeten de deuren dichtblijven omdat binnenkomende lucht de luchtstroming sterk kan verstoren:
  • Richt ventilatoren met een horizontale luchtstroom (axiaal ventilatioren) goed op de koeien.

Hittestress

Tijdens aanhoudend hoge temperaturen kunnen koeien last krijgen van hittestress en dat beïnvloedt de melkproductie, de vruchtbaarheid en de gezondheid. Hittestress kan al optreden vanaf 21 graden. Bij de eerste signalen kan hittestress al gevolgen hebben die tot ver na de hitteperiode merkbaar zijn. Aanhoudende hittestress kan een flinke bedreiging vormen voor de levensduur en de portemonnee. Bij hittestress is een actieve windgedreven doorstroming van de stal noodzakelijk om voldoende verkoeling te geven.

De typische verschijnselen van hittestress:

  • De koeien in de wei of op stal blijven lusteloos staan en vreten niet of nauwelijks. Staande kunnen ze meer warmte kwijt;
  • Verminderde pensvulling door de slechtere voeropname;
  • Bij zware hittestress staan de koeien met open bek te hijgen;
  • Veel koeien staan bij de waterbak of aan de slootkant. Ze zoeken verkoeling;
  • Veel koeien staan bij elkaar op schaduwplaatsen;
  • De koeien hebben een snelle en pompende ademhaling;
  • Zwaar hijgende koeien in de ligbox. Door energietekort blijven ze liggen en kunnen minder warmte kwijt. Het wordt alleen maar erger.

Ventilatiebehoefte bij hittestress
Bij hittestress is niet alleen de hoeveelheid lucht bepalend, maar ook de luchtsnelheid op koeniveau. Met een hogere luchtsnelheid wordt meer vocht afgevoerd en dat geeft meer verkoeling. Een luchtsnelheid van 0,8 km/uur (0,2 m/sec.) wordt wel gezien als windstil en draagt nauwelijks bij aan verkoeling van de koeien. Uit onderzoek is gebleken dat bij een temperatuur vanaf 21 graden een luchtsnelheid van 2,7 meter per seconde (9,6 km per uur) nog maar weinig bijdraagt aan vermindering van de hittestress. Voor de hoeveelheid verse lucht voor hoog productief vee wordt wel uitgegaan van minimaal 1.200 m3 per koe per uur. Een relatief hoge luchtdoorstroming op koeniveau is daarvoor dus cruciaal.

Aanpassingen
Een koe kan zich aanpassen aan een warmer of kouder klimaat; een hormonaal gestuurd proces dat een tot enkele weken vraagt en in ons land meestal niet synchroon loopt met de perioden van hoge of lage temperaturen. Die zijn meestal van kortere duur en tijd voor aanpassingen is er vaak niet. Hittestress vraagt eigenlijk een aangepast rantsoen om de opname van energie en nutriënten op niveau te kunnen houden, maar in de Nederlandse praktijk is dit niet haalbaar omdat de afzonderlijke perioden van koude en hitte relatief kort duren en elkaar afwisselen. Naast het voeren van additieven blijft een goede ventilatie veruit de belangrijkste factor om hittestress te voorkomen of te verminderen.

Maatregelen
Er zijn veel maatregelen te nemen tegen hittestress bij koeien. Wat het meest effectief is hangt samen met de het type stal, de koppelgrootte en de ligging van de stal. Alleen de juiste combinatie van de grootte van de inlaatopening, de maatvoering van de stal, de nokopening en de nokhoogte in combinatie met extra voorzieningen in de stal geeft de juiste luchtverversing en verkoeling. Het is letterlijk van levensbelang voor de koeien en dus ook voor de economische prestaties.

Sproeien of nevelen
Door de huid van koe nat te maken, wordt meer water vanaf de huid verdampt en kan extra warmte worden onttrokken. Niet zozeer de waterdruppels zelf geven de verkoeling maar de verdamping van het water door de luchtstroom. Grovere druppels die door het haardek heen op de huid komen, werken beter dan nevel dat juist een isolerend laagje op het haardek kan geven. Alleen nat maken zonder ventilatie werkt nauwelijks verkoelend en nat maken moet altijd gepaard gaan aan ventileren. Er is een optimum in de luchtsnelheid en een te lage of een te hoge luchtsnelheid hebben geen zin. Te laag verkoelt niet, te hoog verdampt te snel. Het waterverbruik is afhankelijk van het aantal koeien maar blijft beperkt.

Hittestress? let op de droge koeien! Lees er meer over in deze VERDIEPINGSPAGINA

Wil je weten hoe je het beste de koeien kunt verkoelen? Lees het op deze VERDIEPINGSPAGINA

Hittestress kan het aantal tweelinggeboortes verhogen. Lees er meer over in deze VERDIEPINGSPAGINA

Een koe die zwaar te lijden heeft van hittestress is duidelijk herkenbaar aan het pompen en zelfs schuimbekken. De koe blijft staan en vreet en drinkt niet meer tot het koeler wordt. Het beste is de koeien nat te spuiten en zoveel mogelijk lucht door de stal zien te krijgen.

In een stal die ruim en open is, kan toch hittestress optreden door het gebrek aan luchtdoorstroming omdat er geen mechanische ventilatie is. De warme lucht blijft in de stal hangen omdat het verschil tussen binnen buiten nauwelijks luchtbeweging veroorzaakt.

Aandachtspunten en tips bij hittestress

  • Bij aanhoudend warm weer wordt de temperatuur in de stal gelijk aan of hoger dan buiten. Mechanisch ventileren is dan noodzakelijk;
  • De kritieke gevoelstemperatuur bepaalt of de koeien last krijgen van de hitte en die wordt met ventilatoren verlaagd;
  • De verminderde voeropname kan leiden tot energietekort en pensverzuring. Voer een rantsoen met een hoge voederwaarde maar met een laag fermentatieniveau (warmteproductie), bijvoorbeeld door gebruik van bestendig vet;
  • Voer bicarbonaat eventueel met magnesium tegen pensverzuring. Ook gisten kunnen de kans op pensverzuring verminderen. Begin hier op tijd mee en ga er mee door tot een week na de hitteperiode;
  • Voorkom broei aan het voerhek door meerdere keren per dag te voeren. Verschuif de voertijden naar koele dagdelen;
  • Weidt de koeien ’s nachts. Koeien hebben daarvoor zelf ook een sterke voorkeur;
  • Zorg voor een goede doorstroming van het drinkwater, houdt het koel en maak de bakken regelmatig schoon tegen besmettingen;
  • Een drukbezochte schaduwplaats in de wei verhoogt de kans op uierontsteking en tussenklauwontsteking;
  • Bij een bestaande stal kun je in de zomer het dak en/of de lichtplaten aan de zonzijde bekalken. Een beproefd en relatief goedkoop recept in de glastuinbouw;
  • Zeer effectief is het met tussenpozen besproeien van het dak aan de zonzijde. Verdamping onttrekt veel warmte waardoor de lucht onder het dak sterk afkoelt en veel verkoeling geeft;
  • Een eenvoudige sproei-installatie die het dak besproeit vanaf de dakgootzijde of vanaf de nok voldoet al. Je kunt het water hergebruiken en met een sensor (binnentemperatuur) de installatie aansturen;
  • Voorkom onrust en stress, voer geen behandelingen uit op het warmst van de dag;
  • Let extra op de hygiëne omdat de koeien kwetsbaar zijn en de kans op een verhoogde besmettingsdruk hoger wordt bij warm weer.

Koudestress

Koeien hebben een zogenaamde thermoneutrale zone met een bovengrens en een ondergrens. Zodra de temperatuur onder of boven die zone komt, moeten ze dat compenseren en dat kost energie en productie. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in de omgevingstemperatuur en de gevoelstemperatuur. De gevoelstemperatuur kan door wind veel lager liggen dan de werkelijke omgevingstemperatuur. Koudestress ontstaat als melkvee of jongvee wordt blootgesteld aan gevoelstemperatuur die onder de onderste kritieke gevoelstemperatuur komt. Ze moeten dat dan compenseren door extra energieopname.

Een koe kan bij -25 graden nog functioneren maar het kost veel energie om op temperatuur te blijven. De voeropname vermindert en het geeft ook veel ongemak zoals bevroren vloeren en leidingen. Het is belangrijk de wind uit de stal te houden omdat die het erger maakt.

Gevoelstemperatuur bij bepaalde combinaties van de luchttemperatuur en de windsnelheid (Bron: Schothorst Feed Research, 2011). Bij een beetje wind zal de gevoelstemperatuur zomaar 4 graden zakken. Als hij dan onder de kritieke gevoelstemperatuur komt dan moet er door de koe gecompenseerd worden.

Aandachtspunten en tips bij koudestress

  • Melkvee heeft een onderste kritieke gevoelstemperatuur van -25 graden en heeft dus alleen last bij strenge vorst met een flinke wind;
  • Houd bij ernstige kou, en vooral bij koude wind, de gordijnen deels gesloten. Er moet nog wel verse lucht in de stal kunnen. Ook windbreekgaas remt hoge windsnelheden af;
  • Zodra koeien de haren op de rug overeind zetten is het echt te koud voor ze;
  • Een koe produceert 10% van de warmte door de fermentatie in de pens (vergelijk met een vergister) en 90% door de stofwisseling. Stimuleer met de voeding de stofwisseling;
  • Om de kou te compenseren vreten de koeien meer. Een koe heeft voor elke graad beneden de kritieke gevoelstemperatuur 2% meer energie nodig. Dat is ongeveer 400 VEM per dag. Dat is de energie voor bijna een kilogram melk per dag;
  • Koeien hebben een hekel aan erg koud water. Voorverwarmd water wordt graag gedronken en is ideaal om de wateropname te stimuleren en het productieverlies te beperken;
  • Voor het opwarmen van koud water heeft de koe extra energie nodig. Bij een wateropname van 100 liter per dag kost elke graad 60 VEM. Elke 440 VEM is  een kg melk;
  • Voorverwarmen kan met warmte uit de voorkoeler of bij een circulatiesysteem met een warmte-element;
  • Let op de speenmiddelen die je gebruikt, met name in de robot. Vloeibare middelen kunnen bij extreme kou geïrriteerde spenen door lichte bevriezing geven;
  • Isoleren van de stal tegen koude is niet zinvol. Als de wind in de stal wordt afgeremd, dan produceren de koeien voldoende warmte om de temperatuur voldoende hoog te houden.

Dakisolatie

Op veel stallen wordt het dak geïsoleerd tegen te hoge temperaturen in de stal. Donkergekleurde daken nemen de warmte van de zon snel op en geven die door naar de stal. Zonder isolatie kan de temperatuur onder het dak flink oplopen en als die niet voldoende snel wordt afgevoerd, kan de temperatuur in de gehele stal te hoog worden. En daar kunnen de koeien flink last van hebben. Zonder een goede luchtdoorstroming loopt ook bij dakisolatie de temperatuur in de stal op. Als de warmte die door de koeien wordt geproduceerd niet genoeg wordt afgevoerd omdat de luchtdoorstroming onvoldoende is, kan de temperatuur in de stal hoger worden dan de buitentemperatuur. Met name bij windstil weer is de werking van de nok dan vaak ontoereikend. De staltemperatuur zal nooit lager worden dan de buitentemperatuur, hoogsten gelijk, ongeacht de isolatie. Het gaat er vooral om door voldoende luchtbeweging bij de koeien de warme lucht en het vocht af te voeren zodat de koeien verkoeling krijgen. Dakisolatie kan helpen om bij niet al te hoge temperaturen de stal wat koeler te houden, maar is niet dé oplossing voor het tegengaan van hittestress.

Dakisolatie kan extra comfort geven maar is niet persé noodzakelijk. In bestaande stallen zorgen voor een goede mechanische ventilatie voor extra verkoeling en weinig direct zonlicht via de lichtplaten is ook zeer effectief.

Aandachtspunten en tips bij dakisolatie

  • Dakisolatie is zinvol als door gebrek aan luchtbeweging (wind, mechanische ventilatie) de opgehoopte warme lucht niet snel genoeg wordt afgevoerd en de gevoelstemperatuur te hoog wordt. Maar dat is een tijdelijk effect omdat de warmte na een tijd toch in de stal komt;
  • Dakisolatie maakt het makkelijker om de gevoelstemperatuur tijdelijk te verlagen, maar bij aanhoudende warmte is ook bij dakisolatie een ventilator onmisbaar;
  • Als je geen dakisolatie gebruikt hoeft dat geen probleem te zijn, als je maar voldoende luchtverversing met een relatief hoge luchtsnelheid hebt;
  • Er is zonder mechanische ventilatie alleen voldoende dwarsventilatie als de lucht door de stal wordt geblazen. Bij warm en windstil weer is dat verwaarloosbaar en moet de nok al het werk doen. Maak hem breed genoeg;
  • Het is aan te bevelen om de stal altijd te voorzien van ventilatoren en lichtgekleurde dakplaten.
  • Als je zonnepanelen op het dak plaatst, wordt al veel van de stralingswarmte weggevangen;
  • Laat de keuze voor isolatie van het dak mede afhangen van de keuze van de mechanische ventilatie in combinatie met de luchtinlaat via de zijwanden, het stalvolume, de kleur van de dakplaten en eventuele zonnepanelen op het dak. Laat je goed en onafhankelijk adviseren.

De lichtvoorziening

Verschillen in dag- en nachtritme en in lichtintensiteit regelen hormoonprocessen, beïnvloeden groei en ontwikkeling, productie, gezondheid, weerstand en vruchtbaarheid. Genoeg redenen om voor goed licht te zorgen. In de praktijk van de melkveehouderij loopt de lactatiecyclus van de koe niet meer parallel aan de seizoenen. De tussenkalftijd is meestal langer dan een jaar en de koeien kalven niet altijd meer in het voorjaar. Met het juiste lichtregime proberen we de seizoenen als het ware na te bootsen. Het gaat daarbij om zowel het dag- en nachtritme als om de lichtintensiteit.

Dag- en nachtritme
Uit onderzoek is gebleken dat de productie bij koeien toeneemt als ze in de droogstand een korte dag (6 tot 8 uur) en een lange nacht (16 tot 18 uur) hebben gehad en in de lactatie juist een lange dag (16 tot 18 uur) en korte nacht (6 tot 8 uur). Dus de combinatie maakt het verschil. Het productieverschil kan oplopen tot meer dan 3 kg melk per dag.

Soort en kleur licht
Het type lamp wordt aangegeven met een kleurnummer, bijvoorbeeld 850. Het is de combinatie van de kleurweergave-index (Ra 80) en de kleurtemperatuur (Kelvin 5000). De kleurweergave-index is voor het kunnen onderscheiden van kleuren. Een Ra van 100 is gelijk aan daglicht. Hoe hoger het nummer, hoe beter het onderscheidend vermogen is.
De kleurtemperatuur geeft de “warmte” van het licht aan en hoe goed je iets kunt zien en wordt uitgedrukt in Kelvin (in duizendtallen). Geel/rood licht heeft een lagere kleurtemperatuur (<4.000) en je kunt er minder goed details mee onderscheiden. We noemen dat wel warmer licht, denk aan het licht van een brandende kaars. Blauw licht heeft een hoge kleurtemperatuur (>8.000) en je kunt er beter bij zien. We noemen dat koud licht. Daglicht heeft 6.500 Kelvin, wit licht. Bij een lage kleurtemperatuur (kaarslicht) heb je meer lichtsterkte nodig om hetzelfde te kunnen zien als bij een hoge kleurtemperatuur (een lamp met wit licht).

Niet alle lichtsoorten zijn even geschikt. Bij sommige kleuren kunnen de koeien genoeg zien terwijl je zelf te weinig ziet. Licht dat het dichtst bij daglicht komt is het meest geschikt.

Voorbeelden van de kleurweergave. Links bij een lage index (Kelvin 3.500) en rechts bij een hoge index vergelijkbaar met daglicht (Kelvin 6.500).

Te weinig licht en geen goed dag- en nachtritme is slecht voor de productie en de vruchtbaarheid. Ook bij jongvee is een goede lichtvoorziening daarom belangrijk. 

Besparen op energie voor de stalverlichting

Voor het verduurzamen van het bedrijf kun je kiezen voor meerdere soorten energiezuinige lampen. Zo zijn er de hoogfrequente TL-lampen (bijvoorbeeld de T5), de LED-lampen en de inductielampen. De energiebesparing kan variëren van 30% tot meer dan 50%. De terugverdientijd is afhankelijk van een aantal factoren:

  • Het verschil in energieverbruik per branduur en dus het verschil in energiekosten;
  • Het aantal branduren dat de lampen meegaan;
  • Het aantal lampen dat nodig is voor voldoende licht. Daarvoor kan een lichtplan opgesteld worden;
  • Het aantal uren dat de armaturen meegaan. Het aantal branduren van een LED-lamp ligt doorgaans veel hoger dan de levensduur van de armaturen. Maak dus ook garantieafspraken voor de armaturen.

De lichtsterkte van Led-lampen wordt uitgedrukt in lumen: de totale hoeveelheid licht die een lamp uitstraalt. Lux is de lichtsterkte, de hoeveelheid licht die op een specifiek oppervlak valt. Een Led-lamp van 1000 lumen op 10 m2 heeft een lichtsterkte van 1000/10 = 100 lux op het niveau van de oppervlakte. Het hangt dus af van de stralingshoek van de lamp en de afstand tot de verlichte oppervlakte (of de koeien). Hoe hoger de lamp hangt hoe groter de bestraalde oppervlakte wordt en hoe lager de lichtsterkte.
De kwaliteit en de lichtopbrengst van LED-lampen kan sterk verschillen. Maak altijd afspraken over het te verwachten meetbare resultaat en meet het resultaat daadwerkelijk. De werkelijke hoeveelheid lux van een LED-lamp ligt ca. 10% hoger dan wat je met een luxmeter meet. De indringingsdiepte van LED licht is minder dan van TL licht. Met een speciaal programma of schakelschema kun je, op basis van het tijdstip en de weersomstandigheden, de hoeveelheid lampen schakelen. Laat je goed informeren en geef duidelijk aan wat je wilt.

Voorbeeld van de lichtverdeling (lux) over de stal uit een lichtplan. De intensiteit bij de voergang en die bij de droge koeien is lager dan in de rest van de stal. De eisen voor de lichtintensiteit, de kleurherkenning en het onderscheidend vermogen bepalen hoeveel lampen er nodig zijn en waar de lampen moeten hangen. De ondergrens van 120 lux op het niveau van de productieve koeien wordt in dit plan niet op alle plaatsen bereikt. Met name de hoeveelheid licht bij het voerhek, waar de koeien relatief veel tijd doorbrengen, is te laag. Bij de droge koeien is de lichthoeveelheid ook erg laag. Bij de droge koeien hoeft dat geen probleem te zijn als de het dag- en nachtritme maar omgekeerd is dan dat van de productieve koeien.

Daglicht in de stal

De goedkoopste manier om energie te besparen is zoveel mogelijk daglicht in de stal binnen laten. Bovendien heeft daglicht per definitie de beste kleurweergave (Ra = 100) en de beste samenstelling qua lichtkleuren (kleurtemperatuur Kelvin 6.500, en golflengtes). Zonlicht is ook nodig voor de productie van vitamine D. Maar tegelijkertijd kan bij directe instraling van zonlicht de temperatuur in de stal te hoog worden. Met de situering van de lichtplaten aan de noord- en/of oostzijde in het dak, kan al veel direct instraling worden voorkomen.

Met LED-lampen kun je veel energie besparen. Ze worden steeds betaalbaarder en de levensduur is hoog. Laat je wel goed informeren. De laatste jaren zijn LED-armaturen en -lampen verder uitontwikkeld maar het geeft nog geen 100% zekerheid voor voldoende kwaliteit.

Met veel daglicht in de stal kun je maximaal energie besparen en tegelijkertijd heb je goed zicht op de koeien. Leg een eenzijdige en brede lichtstraat aan de schaduwzijde (noordelijk gericht) van de stal. Dat geeft een goede kwaliteit licht en voorkomt directe instraling van zonlicht.

Daglicht is de beste soort licht. De hoeveelheid invallend licht wordt uiteindelijk begrensd door de hoogte van de zijwanden en de hoeveelheid lichtplaten in het dak. Hoewel direct zonlicht voor de productie van vitamine D zorgt is het bij warmer weer niet ideaal.

Aandachtspunten en tips bij de lichtvoorziening

  • Probeer zoveel mogelijk daglicht in de stal te krijgen, dat is goed voor de koeien en voor de portemonnee;
  • Plaats lichtplaten altijd op die zijde van het dak die het meest van de zuidkant af gekeerd ligt;
  • Gebruik je windbreekgaas of gordijnen gebruik dan lichtgekleurd materiaal voor extra lichtreflectie;
  • Overbodige buitenmuren verwijderen verbetert de lichtvoorziening aanzienlijk;
  • Met direct zonlicht, dus zonder glas of lichtplaat ertussen, maakt  de koe vitamine D aan. Voor de botontwikkeling en tegen kalfziekte (melkziekte);
  • Voldoende zonlicht heeft ook effect op de aanmaak van vitamine B, belangrijk voor  de stofwisseling;
  • Gebruik voor een goed onderscheid van details licht met een hoge Ra-waarde (850-950) en veel Kelvin (>4.000);
  • Led sterkte wordt uitgedrukt in lumen
  • Voor voldoende effect moet de intensiteit van het licht overdag minimaal 150 lux op het niveau van de koe zijn en ’s nachts maximaal 5 lux;
  • Laat een lichtplan opstellen. De hoeveelheid licht in de stal is niet overal hetzelfde;
  • De droogstaande koeien hoeven geen extra verlichting te hebben als ze daglicht krijgen. De lichtintensiteit mag laag zijn;
  • Huisvest de droge koeien zo mogelijk in een aparte stal met een eigen lichtregime: korte dag, lange nacht, lage lichtintensiteit;
  • In nieuwe stallen is de lichtsterkte groter omdat de verschillende oppervlakken nog schoon zijn en meer reflecteren. Met de tijd neemt die af;
  • In de nacht is 5 lux op koeniveau voldoende om te kunnen drinken en te vreten;
  • Een goed lichtregime verbetert de cycliciteit van de koeien, ze laten de tocht beter zien en ze gaan vaker overdag kalven;
  • Bedenk dat bij een lichtsensor voor automatische aansturing van het licht tegen de buitengevel, het in de stal eerder donker is dan buiten. Stel de sensor daarop af.

Bouwen en inrichten voor levensduur

Verlengen van de levensduur is verbeteren van de diergezondheid en vruchtbaarheid. De levensduur van het melkvee wordt immers grotendeels door bepaald. Zorg, zowel preventief als curatief, vraagt constante aandacht en moet relatief makkelijk zijn. Met de bouw en de inrichting kun je daar rekening mee houden. Dat bespaart zowel tijd als kosten. De voorzieningen moeten allemaal makkelijk bereikbaar zijn en op een logische plaats gesitueerd zijn. Niet meer handelingen en afstanden afleggen dan strikt nodig. Ook wel mean en lean genoemd: alleen doen wat nodig is en dat zo efficiënt mogelijk. Werken aan probleemloze koeien is in de praktijk eigenlijk probleemloos werken met koeien en dat bespaart behoorlijk wat tijd (zie ook § 3.8). Bij de bouw en inrichting gaat het onder meer om het volgende:

  • Een ruimte om de verse koeien een tijd apart te kunnen houden, zeker als ze moeite hebben met de start van de lactatie;
  • Voorzieningen om koeien die een acuut probleem hebben makkelijk te kunnen selecteren voor behandeling en zo nodig een tijd apart te kunnen houden;
  • Een ruimte om koeien met een infectieuze aandoening te kunnen afzonderen;
  • Voorzieningen om de klauwen direct en zonder veel omhaal te kunnen behandelen;
  • Voorzieningen om koeien makkelijk te kunnen insemineren;
  • Voorzieningen om de koeien makkelijk en hygiënisch droog te kunnen zetten;
  • Voorzieningen voor de droogstand zoals een uitloop en een strohok voor de late droogstand;
  • Een strohok voor afkalven met een oppervlakte per koe van minimaal 10 m2. Optimaal is 15 m2;
  • De stal moet doelmatig ingericht zijn. De juiste looplijnen, makkelijk overzicht over de dieren en de diergroepen, van kalf tot koe.

Goede mogelijkheden voor een doelgerichte controle en behandeling bieden veel regelmaat en rust. Problemen worden minder snel over het hoofd gezien en het is tijdbesparend.

Als een extra voorziening 350 euro per koeplaats aan investering vraagt, dan zijn de jaarlijkse kosten 20 tot 35 euro per koeplaats per jaar. Dat levert een langere levensduur zeker op. 

Voordat het puttenplan wordt bepaald, moet de rest van het concept doordacht en definitief zijn. Dat is de basis voor een goed bestek. Later alsnog iets aanpassen geeft alleen maar ergernis en extra kosten.

De voorbereidingen voor de realisatie

De uitdrukking “Een goede voorbereiding is het halve werk” is hier zeker op zijn plaats. In de praktijk wordt menig melkveehouder opgeschrikt door meerwerk dat hij niet heeft voorzien. Bijna altijd als gevolg van onvoldoende voorbereidingen en veranderde inzichten. Maar vaak ook omdat melkveehouders veel zelf willen doen om te besparen. In principe moet elke bouw zonder meerwerk gemaakt kunnen worden. Elke wijziging moet weloverwogen zijn en een toevoeging betekenen. Niet iets wat eigenlijk had gemoeten maar niet is opgenomen in de plannen. Veel melkveehouders en aannemers in de agrarische sector zijn niet gewend aan strakke en harde afspraken. Het komt nog steeds voor dat zonder bestek gewerkt wordt of dat ongevraagd van het bestek wordt afgeweken. Begin op tijd en maak de plannen zo concreet mogelijk voordat je afspraken maakt. Er zijn onafhankelijke specialisten die de bouw kunnen begeleiden.

Denken in concepten

Om een goed beeld te kunnen krijgen van de eisen voor de ideale stal, is het handig om in concepten te denken. Bijvoorbeeld het denkconcept voor een AMS-/robotstal. Het principe van de stal is dat 80% van de werkzaamheden plaats kunnen vinden rond het AMS/robot met korte looplijnen voor de veehouder en de koe, met maximaal gebruik van separatiemogelijkheden om probleemkoeien, koeien die drooggezet moeten worden of na afkalven een tijdje op stro moeten blijven, automatisch te selecteren. Achter het AMS worden daarvoor de ruimtes gemaakt. Zowel vanuit de verse groep als vanuit het strohok kunnen koeien het AMS/de robot bereiken. Vanuit de separatieruimte kunnen de koeien terug in het koppel, naar het strohok of, als ze droog gezet zijn en de klauwen zijn behandeld, naar de droogstandsgroep. Dit denkconcept is ook van toepassing op een 2+2 stal (met de voergang in het midden) of een 0+6+0 stal.  

Het denkconcept voor een stal bij traditioneel melken is in hoofdlijnen vergelijkbaar. Het verschil is dat de stal en de melkstal zo zijn ingericht dat het eenvoudig is koeien te separeren vanuit de melkstal of uit de stal. Het principe van de stal is ook hier dat 80% van de werkzaamheden plaats kunnen vinden rondom de melkstal met korte looplijnen voor de veehouder en de koe en maximaal gebruik van separatiemogelijkheden. Rondom de melkstal zijn de aandachtsgroepen gesitueerd. Naast de melkstal is een gangpad met separatiemogelijkheden gemaakt. Aan de andere kant staan de droge koeien. Vanuit de melkstal kunnen de koeien die droog gezet worden via de separatieruimte, na eventueel behandeld te zijn, in de ruimte voor de droge koeien. Vanuit de separatieruimte kunnen de koeien ook naar de ziekenboeg.

Aandachtspunten en tips bij bouwen voor levensduur

  • Maak een lijst (programma van eisen) van wat je zou willen qua ontwerp en inrichting en laat collega’s het ontwerp zien en stel je open voor suggesties;
  • Maak een globaal inrichtingsplan van de kavel: ligging van de stal en kuilen, aan- en afvoerroutes, laad- en lospunten, zonzijde en lichtinval in de stal;
  • Voor een optimale situatie moet je soms bestaande zaken aanpassen, zoals de plaats van de kuilplaten. Je kunt het maar één keer goed doen;
  • Kies in overleg met je adviseur voor aanbesteding of werken in een bouwteam. Pas bij een aanbesteding op voor meerwerk en maak altijd een goed programma van eisen;
  • Bij een bouwteam heb je de gelegenheid om de plannen te optimaliseren voor het definitieve bestek;
  • Laat altijd een bestek maken. Afwijken van het bestek mag alleen als je daar opdracht voor geeft;
  • Een bouwbegeleider kan helpen bij de voorbereidingen, de aannemerselectie en de offertevergelijking;
  • In eigen beheer onderdelen uitvoeren is lang niet altijd goedkoper;
  • In de praktijk blijkt het zelf meewerken vaak ten koste te gaan van voldoende aandacht voor de veestapel;
  • Accepteer geen afwijkingen of meerwerk als daar geen duidelijke afspraken over zijn gemaakt;
  • Probeer alles wat met zorg en controle te maken heeft te concentreren rond de melkstal of robot;
  • Doe geen aanpassingen die geen bijdrage leveren aan de gezondheid en levensduur;
  • Bestaande stramienen zoals de breedte van de spantvakken, boxmaten en dergelijke zijn niet heilig. Laat jouw ideeën leidend zijn en niet die van de aannemer of architect;
  • Houd rekening met mogelijke groei, bijvoorbeeld met mestkelders en mixplaatsen als later eventueel spantvakken worden aangebouwd;
  • Reken met een zeer kritische melkprijs om jezelf te dwingen om scherp te rekenen;
  • Bezoek stallen en staltypen bij collega’s voordat je zelf aan de slag gaat. Overal zijn punten waar je van kunt leren;
  • Maak letterlijk en figuurlijk ruimte voor een stal die voor jou ideaal is en win altijd deskundig advies in. Je investeert voor 30 jaar in gemak of ongemak!
  • Het gezegde “je moet een stal eigenlijk twee keer kunnen bouwen” is volkomen achterhaald als je tijd genoeg neemt voor de voorbereidingen en planning.
Bronnen
  • https://www.rundveeloket.be/vraag_antwoord/verlichting_melkvee
  • Franziska Katharina Burkhardt. F.K. et al., 2022. Drinking behavior of dairy cows under commercial farm conditions differs depending on water trough design and cleanliness
  • Dias, P. A.et al., 2012. Effects of social dominance, water trough location and shade availability on drinking behaviour of cows on pasture.
  • Cardot, V. et al., 208. Drinking Behavior of Lactating Dairy Cows and Prediction of Their Water Intake.
  • Andersson, M. 1987.Effects of number and location of water bowls and social rank on drinking behaviour and performance of loose-housed dairy cows
  • Nizzi, E. et al., 2024. Monitoring individual drinking behaviour and the social hierarchy in dairy cows using electronic drinkers.
  • Williams, L.R. et al., 2016. Drinking frequency effects on the performance of cattle: a systematic review
  • DeVries, T.J. et al., 2004. Effect of Feeding Space on the Inter-Cow Distance, Aggression, and Feeding Behavior of Free-Stall Housed Lactating Dairy Cows
  • DeVries, T.J. and  M.A.G. von Keyserlingk, 2006. Feed Stalls Affect the Social and Feeding Behavior of Lactating Dairy Cows
  • R.J. Grant, R.J. and  J.L. Albright, 2001. Effect of Animal Grouping on Feeding Behavior and Intake of Dairy Cattle.
  • Botheras, N.A., 2007. The feeding behavior of dairy cows: considerations to improve cow welfare and productivity.
  • Smid, A-M, C. et al., 2020.The Influence of Different Types of Outdoor Access on Dairy Cattle Behavior
  • Šístková, M. et al., 2010. Light and noise conditions of buildings for breeding dairy cows
  • Balková, M. and R. Záhorská, 2016. Impact of shelter on daylight in the stables for dairy cows
  • Penev, T. et al., 2014. Effect of lighting on the growth, development, behaviour, production and reproduction traits in dairy cows
  • Adamczyk, K. et al., 2024. Effect of light on dairy cattle in farm conditions – a review.
  • Andersson, A. and Su, Yixin, 2025. Toward Energy-Efficient and Welfare-Oriented Lighting Design in Dairy Barns
  • https://extension.psu.edu/designing-and-building-dairy-cattle-freestalls
  • Wulf, R. et al., 2025. Invited review: Development of a dairy barn concept to improve animal welfare
  • Fernández, M.E. et al., 2009. Algorithms for dairy barn design: Maternity and milking areas
  • Gessenhardt, C. et al.,2025. The housing of cow and calf: An overview of barn design, management and behaviour in cow-calf housing systems

Weiden is de beste vorm van “huisvesting” en goed voor de duurzaamheid van het melkvee. Het bepaalt bovendien ook het beeld dat de  samenleving heeft van de sector. “Het imago loopt in de wei” zoals een melkveehouder eens zei.