Slechte klauwgezondheid is al vele jaren een van de drie belangrijkste redenen voor gedwongen afvoer. Het is een probleem dat in alle lactaties speelt dus niet in een specifieke leeftijdsgroep. Onderzoek in 2002 toonde aan dat ze voor 80% verantwoordelijk zijn voor de aantasting van het welzijn van koeien. Geschat wordt dat gemiddeld 21% van de koeien tijdens de lactatie kreupel loopt en 80 tot 90% wel een of andere klauwaandoening heeft. Klauw- en beenproblemen kosten een doorsnee Nederlands melkveebedrijf veel geld door enerzijds het extra werk en zorg en anderzijds het verlies aan melkproductie (productiederving). Bovendien kan de levensduur met wel 30% afnemen. Wil je echt de levensduur verlengen dan ontkom je niet aan een gestructureerde aanpak van de klauwproblemen.

Gezondheid van klauwen en benen
De klauwgezondheid is niet alleen vaak een structureel probleem, maar ook een probleem dat door veel factoren wordt beïnvloed. Omdat het niet altijd als urgent wordt beoordeeld, kan er sprake zijn van zogenaamde onderbehandeling: koeien die wel behandeld zouden moeten maar toch onvoldoende aandacht krijgen met negatieve gevolgen voor hun welzijn. Uiteindelijk kan dat ook de melkveehouder jaarlijks duizenden euro’s kosten.
De belangrijkste klauwaandoeningen
We onderscheidene besmettelijke (infectieuze) en de niet-besmettelijke klauwaandoeningen. Infectieuze kunnen optreden door ziekteverwekkers die praktisch altijd binnendringen via zwakke plekken zoals beschadigingen, verweekte delen, scheurtjes of schuurplekken. Niet-infectieuze aandoeningen, ook wel mechanische aandoeningen genoemd, komen door de voeding, beschadigingen/kneuzingen, overbelasting, een verkeerde lichaamsbouw of verkeerd gebruik van de klauwen.
| Aandoening | Beschrijving en symptomen | Oorzaken | Risicofactoren |
|---|---|---|---|
| Ziekte van Mortellaro (Italiaanse stinkpoot) | Besmettelijke aandoening. Vaak op overgang hoorn naar huid op de achterzijde van het achterbeen. Meest bekende verschijningsvorm is een rode “aardbei”, maar ook soms met haren. Pijnlijk, met kreupelheid. | Veroorzaakt door de bacteriën Bacteroides nodosus, Fusobacterium necrophorum en anaerobe bacterieën (oa Spirocheten). | Insleep via aankoop Natte vloeren of plaatsen waar de koeien doorheen moeten lopen. Platte klauwen, lage verzenen, hoge lucht-vochtigheid in de stal, kiemdruk. |
| Stinkpoot | Besmettelijke aandoening. Achterzijde van de klauw (balgebied). Woekering van de hoorn en kloven waarbij de huid ook mee doet. Necrose (rottings) geur. Trippelen en kreupelheid. | Veroorzaakt door Bacteroides nodosus en Fusobacterium necrophorum. | Insleep via aankoop Natte vloeren of plaatsen waar de koeien doorheen moeten lopen. Platte klauwen, lage verzenen, hoge lucht-vochtigheid in de stal, kiemdruk. |
| Tussen- klauwontsteking | Besmettelijke aandoening. Komt tot uiting boven de klauw. Opgezette poot van weinig tot heel veel. | Bacterie komt binnen via wondjes. Kan systemisch (chronisch, niet meer te behandelen) worden. Kreupelheid. | Natte besmettingshaarden. Natte plekken in het weiland vaak met scherp zand. Pinken die tot vlak voor kalven in een te natte wei lopen en daarna op stal komen (wondjes tussen de klauwen). |
| Zoolbloedingen | Niet besmettelijk. Vooral waarneembaar tijdens bekappen. Duidt op beginnende klauwbevangenheid. Kan leiden tot zoolzweren Lichte tot ernstige kreupelheid. | Kan veroorzaakt zijn door kneuzingen (mechanische belasting) en slechte klauwkwaliteit door voeding (NEB eerste 100 dagen van de lactatie, structuur voorziening en mineralen en sporenelementen). | Te lange klauwen bij kalven. Te weinig structuur in het rantsoen. Negatieve energie balans. Gladde vloeren. Obstakels. Te weinig liggen in de box. |
| Bevangenheid | Niet besmettelijk. Gevlamde klauwen. | NEB eerste 100 dagen van de lactatie, onvoldoende structuur voorziening en tekort aan mineralen en spoorelementen. | Te weinig structuur. Negatieve energie balans. Endotoxinen door pensverzuring, mastitis en baarmoeder-ontsteking. Te weinig liggen in de box. |
| Chronische bevangenheid | Niet besmettelijk. Voorzichtig lopen. Bij erge gevallen kan teennecrose ontstaan. Komt continu terug. Klauw krijgt een afwijkende vorm en slijt niet op een goede manier af. | Kan veroorzaakt zijn door kneuzingen (mechanische belasting) en slechte klauwkwaliteit door verkeerde voeding. | Te lange klauwen bij kalven. Eerder bevangenheid gehad. Te weinig structuur in het rantsoen. Negatieve energie balans. Endotoxinen door pens- verzuring, mastitis en baar-moederontsteking. Gladde vloeren. Te weinig liggen in de box. |
| Witte-lijn-defect | Niet besmettelijk. Locatie tussen wand en zool. Bij geïnfecteerde witte lijn defect heel erg kreupel. Geneest heel langzaam. | Kan veroorzaakt zijn door kneuzingen (mechanische belasting), en slechte klauwkwaliteit door voeding (NEB eerste 100 dagen van de lactatie, slechte structuur voorziening en tekort aan mineralen en spoorelementen). | Bij obstakels op de roosters, krappe melkstanden, korte draaiingen. Te droge omgeving (scheurtjes in witte lijn). Te weinig structuur in het rantsoen. Negatieve energie balans. Endotoxinen door pensverzuring, mastitis en baar-moederontsteking. Gladde vloeren. Obstakels. Te weinig liggen in de box. |
| Zoolzweer | Niet besmettelijk. Zoolzweer meestal op het midden van de klauw (onder het klauwbotje). Erg kreupel. | Kan veroorzaakt zijn door kneuzingen (mechanische belasting) en slechte klauwkwaliteit door voeding (NEB eerste 100 dagen van de lactatie, slechte structuurvoor-ziening en tekort aan mineralen en spoor- elementen). | Bevangenheid. Te weinig structuur in het rantsoen. Negatieve energie balans. Endotoxinen door pensverzuring, mastitis en baar-moederontsteking. Gladde vloeren. Obstakels. Te weinig liggen in de box. |
| Tyloom | Niet besmettelijk maar wel het gevolg van een infectie. Niet besmettelijk maar wel het gevolg van een infectie. Een chronische irritatie en daardoor woekering van de huid/onderhuid (wild vlees). | Chronische irritatie door stinkpoot, Mortellaro of tussenklauwontsteking. | Infectieuze aandoeningen zonder ingrijpen. Open klauwen. |
Kettingreacties bij klauwproblemen
Klauwproblemen veroorzaken een serie kettingreacties die van kwaad naar erger gaan. De koeien komen minder graag uit de box, komen minder vaak naar het voerhek, de voeropname vermindert en de melkproductie daalt. De lagere voeropname kan op zijn beurt voor allerlei stofwisselingsproblemen leiden. De mogelijke reacties kunnen dus een heel verschillend beeld geven. Deze worden in de praktijk vaak onvoldoende onderkend net als de kosten daarvan. De melkderving als gevolg van de klauwproblemen is daarvan vaak de grootste kostenpost. Klauwproblemen komen soms al voor bij drachtige pinken en die kunnen daar de rest van hun leven last van hebben. Een onderzoek in 2003 op 366 bedrijven wees uit dat acute klauwbevangenheid, stinkpoot en Mortellaro de meest voorkomende aandoeningen zijn. Ook anno 2021 is Mortellaro nog steeds een hardnekkig probleem op veel bedrijven.

Locomotiescore stuurt het gedrag
Uit onderzoek is gebleken dat klauwproblemen het gedrag van koeien sterk kan beïnvloeden. Verlies aan conditie na afkalven verhoogt de kans op kreupelheid in de eerste 4 weken van de lactatie. Relatief veel koeien gaan al kreupel de droogstand in en komen er vaak ook weer kreupel uit. Soms nog ernstiger, ook bij een strohok. Dit is geen onderdeel van het onderzoek geweest maar het is wel opvallend. Oudere koeien hebben gemiddeld in zowel de droogstand als in de lactatie meer last van kreupelheid. Het conditieverval na afkalven, dat een rol kan spelen, is het grootst bij de oudere koeien. Kreupele koeien vreten minder in de droogstand en in de vroege lactatie. Er is nog onvoldoende duidelijkheid over de relatie boxbedekking en kreupelheid. De gezonde klauwen op sommige bedrijven bij gebruik van matrassen kan het gevolg zijn van het feit dat matrassen minder problemen geven maar ook dat op die bedrijven de kreupele koeien eerder worden afgevoerd. Of dat de ligboxen optimaal waren afgesteld.
De locomotie scorekaart
Aan de hand van de locomotiescorekaart kun je een beeld krijgen van de ernst van een klauwaandoening. Door met regelmaat op koppelniveau te scoren blijft de gezondheidstoestand goed in beeld en dat houdt je bewust van de ernst en de noodzaak om in te grijpen.
Download delocomotiescorekaart door op de foto te klikken
Druk hem af om mee te werken.

Relatie tussen de locomotiescore, de droge stofopname en de melkproductie. Een score van 4 verlaagt de voeropname met ca. 10% en de productie met ca. 15%. Bij een score van 3 daalt de productie sneller dan de voeropname. Dat geeft extra problemen (Bron: Robinson, 2001).
Verminderde voeropname
In deze tabel is weergegeven wat de gevolgen voor de voeropname zijn bij weinig klauwproblemen (2) en ernstige klauwproblemen (4). Het aantal vreetmomenten daalt, de vreettijd wordt korter, de droge stofopname wordt minder en dat leidt weer tot voedingsgerelateerde problemen, waaronder opnieuw klauwproblemen. Maar ook problemen als verminderde vruchtbaarheid en slepende melkziekte, hoger celgetal en meer mastitis door de verminderde weerstand. De slechtere energievoorziening kan ook weer leiden tot specifieke klauwaandoeningen.

In de loop van de lactatie neemt het aantal koeien dat niet kreupel is af. De kreupelheid neemt dus toe en ook de ernst van de kreupelheid. Dat begint al in de droogstand. Het aantal stappen dat een kreupele koe zet is flink minder dan bij de gezonde koeien. Ze komen minder naar het voerhek en vreten ook per keer korter. Dat heeft gevolgen voor de voeropname, de BCS, de melkproductie en de weerstand. Kreupele koeien worden kwetsbaarder en er ontstaat als het ware een kettingreactie aan andere problemen.

Bron beide tabellen: P.R. Hut et. al 2020.
De relatie tussen activiteiten van koeien en de mate van kreupelheid.

De bouw van de klauw en de risicofactoren
De klauw bestaat uit veel verschillende onderdelen zoals de botten, de pezen, beschermende tussenlagen, de hoornen klauwwand etc. (zie de figuur hieronder). Alle onderdelen tezamen zorgen voor het functioneren van de klauw. Wanneer onderdelen niet goed ontwikkeld zijn, een verkeerde vorm of afmeting hebben, niet goed op elkaar zijn afgestemd, overbelast of geïnfecteerd raken dan heeft dat meerdere gevolgen voor de klauw zelf. Een aandoening of een fout in de bouw kan bijvoorbeeld zorgen voor necrose, zweren kunnen botontsteking (feit) tot gevolg hebben, een scheve stand een plaatselijke overbelasting, chronische aandoeningen en zo meer. Wil je klauwproblemen voorkomen dan is de uitdaging om alle onderdelen optimaal te houden en overbelasting te voorkomen.
Vanwege de complexe bouw kunnen zich dan ook veel verschillende problemen voordoen en die zie je vaak op specifieke plaatsen aan de klauw. Zoals Mortellaro aan de achterkant van de klauw, zoolzweren in het midden van het klauwvlak, tylomen in de tussenspleet en wittelijn defecten aan de rand. Dat heeft te maken met een combinatie van de gevoeligheid van de onderdelen van de klauw en de risicofactoren vanuit de erfelijke aanleg, de voeding en de omgeving. Voorkomen daarvan vraagt dus veel meer dan een klauwbad of een stier kiezen met een hoge fokwaarde voor klauwgezondheid. Een goede aanpak vraagt altijd een integrale aanpak, combinatie van maatregelen.


Links de klauw met de verschillende onderdelen en een normale klauwhoek. Rechts een illustratie die aangeeft waar doorgaans bepaalde problemen aan de klauw zich voor kunnen doen (Bron: Beuckelaere, L., 2015)
De belangrijkste risicofactor voor de klauwgezondheid is de leefomgeving van de koe. Van nature loopt een koe niet in een stal op beton met alle mogelijke kansen op beschadigingen. Bij koeien die veel weiden zien we de natuurlijke bouw in meer of mindere mate terug. De randen van de klauw dragen de koe en de binnenkant is iets hol en draagt alleen op een flexibelere ondergrond. De buitenklauw is maar weinig groter dan de binnenklauw. Met zo’n klauw zijn ook maar weinig problemen te verwachten.
De stal met een betonnen vloer is per definitie een grote risicofactor waardoor ook andere problemen zoals infecties een kans krijgen. Zodra een koe in de stal met een betonvloer wordt gehuisvest kunnen veel problemen ontstaan. De randen van de klauwen slijten relatief snel af waardoor de klauwvlak dragend wordt en ook over de ondergrond gaat schuren. Daardoor en door de constante druk op de zool kunnen drukplekken en beschadigingen ontstaan. Bovendien kunnen problemen ontstaan als de klauw niet gelijkmatig afslijt, niet goed bekapt is, vanwege een verkeerde klauwhoek en beenstand, of vanwege beschadigingen door onregelmatigheden in de stal.
Een tweede risicofactor is de voeding. Een slechte mineralenvoorziening, te weinig structuur in het rantsoen, pensverzuring of een negatieve energiebalans kunnen allemaal klauwproblemen veroorzaken.
En ten derde is er de erfelijke aanleg die op verschillende manier de klauwgezondheid beïnvloedt, zoals de gevoeligheid voor bepaalde aandoeningen, de klauwhoek, de klauwverdeling, de vorm en de stand van de benen en het kruis etc. Een goede bouw van de koe draagt bij aan haar klauwgezondheid.

Een natuurlijke klauw zoals we die zien bij koeien die veel weiden.

Een klauw zoals we die zien bij koeien die (deels) opgestald worden.
Naar de juiste aanpak voor de klauwgezondheid
Het zal duidelijk zijn, een goede klauwgezondheid vraag om aandacht en maatregelen op verschillende fronten en het gaat erom de juiste aanpak met de juiste combinatie van maatregelen te ontwikkelen voor de klauwgezondheid. Het KBL-principe geeft daarvoor goede handvatten. Het gaat ook hier weer om de drie hoofdfactoren die verantwoordelijk zijn voor de problemen en die dus ook kunnen dienen als uitgangspunt voor de maatregelen:
- De erfelijke aanleg;
- De voeding en verzorging;
- De leefomgeving als de stal en de weide.
Omdat ze alle drie op hun manier invloed hebben is het op sommige bedrijven lastig het probleem onder de knie te krijgen. Er moet immers van alles worden aangepakt. Niet één voor één maar zoveel mogelijk tegelijkertijd. Als ergens het KBL-principe van toepassing is, dan is het hier wel.

De omgeving van de koe zit vol risicofactoren maar op de eerste plaats heeft de koe een goed gebouwde klauw nodig waardoor ze een goede locomotie heeft: makkelijk, soepel, en waarbij de druk in het midden van de klauwzool komt te liggen. Als de klauwen door een verkeerde bouw of door scheefgroei niet meer gelijkmatig worden belast dan ontstaan de problemen. Andere factoren krijgen dan ook meer grip op de klauwen met alle negatieve gevolgen van dien. De problemen blijven terugkomen en dat kost continu geld. Kortom, een goede klauwgezondheid en gezonde benen begint met een goede bouw van de koe.
De erfelijkheid van klauwproblemen
Erfelijkheid speelt bij veel klauw- en beenproblemen direct of indirect een belangrijke rol. Daarbij onderscheiden we twee erfelijke factoren:
- De gevoeligheid voor bepaalde aandoeningen. Dat kan de directe invloed zijn zoals de gevoeligheid voor Mortellaro, maar ook de indirecte door de invloed van de melkaanleg, de persistentie en het conditieverval op de dikte van het vetkussen onder de klauwen en de weerstand van de koe.
- De bouw van klauwen, benen en achterhand, die bepalen hoe de koe de klauwen gebruikt, de stand van de klauwen, de klauwverdeling etc. Deze kenmerken kunnen ook makkelijker via de fokkerij worden beïnvloed.
In de hiernaast staan de erfelijkheidsgraden van een aantal klauwaandoeningen en van kenmerken van benen en klauwen. De verschillende klauwaandoeningen hebben verschillende erfelijkheidsgraden omdat ze door meerdere en andere factoren worden bepaald. Het is dus niet alleen de erfelijkheid wat telt, integendeel, de andere factoren zijn zeker zou belangrijk. Toch mag een erfelijkheidsgraad van 10% zoals bij Mortellaro en Tyloom niet worden onderschat. Ze betekenen dat de invloed relatief groot is en dat fokken op een lage gevoeligheid een wezenlijke bijdrage kan leveren aan het geheel van maatregelen. Dat is bij een lage erfelijkheidsgraad veel minder het geval omdat die vaak erg indirect is dus niet zozeer met de aandoening zelf te maken heeft maar met factoren die de kans op de aandoening vergroten. Daarbij is de invloed van de omstandigheden dus veel belangrijker.
Bij kenmerken in de bouw, die een hoge erfelijkheidsgraad hebben, is de vraag in hoeverre die direct of indirect de klauwgezondheid bepalen. Dat kan worden afgeleid aan de correlaties van de kenmerken met de aandoeningen. De hoge erfelijkheidsgraad geeft wel aan dat de invloed vanuit de fokkerij relatief groot kan zijn. Een positieve correlatie kan fokken op dat kenmerk zinvol maken.
Tegelijkertijd moeten we ons realiseren dat een deel van die kenmerken is gebaseerd op andere kenmerken, los van specifieke erfelijke gebreken. Zoals de beenstand achter en de beenstand zij bepaald worden door de bouw van het kruis, de stand van de draaiers en de lendenen. Fokken op die kenmerken kan dus nog effectiever zijn.
Bij de tabel. Erfelijkheidsgraden van een aantal klauwaandoeningen en kenmerken van benen en klauwen (bron:Kamphuis, C. et al., 2004)

Er bestaat een aantal correlaties tussen kenmerken in de bouw en klauwaandoeningen. Het is belangrijk te beseffen dat de relatie naar twee kanten kan werken. Bijvoorbeeld chronische bevangenheid die de beenstand kan beïnvloeden. Dat lijkt logisch omdat de koe dan kreupel is en haar benen anders gebruikt. Maar omgekeerd wordt chronische bevangenheid niet veroorzaakt door een andere beenstand. Het kan natuurlijk wel zo zijn dat een verkeerde beenstand of verkeerd beengebruik door een verkeerde bouw de gevoeligheid voor sommige problemen vergroot. Het is belangrijk om altijd goed te blijven kijken naar de feitelijke oorzaak van een probleem. Gaat het om de fokkerij, dan zijn fokken op een goede bouw, zoals met Triple-A, en fokken op klauwgezondheid beide belangrijk.
Correlaties van kenmerken voor de bouw van benen en klauwen met klauwaandoeningen (bron: Kamphuis, C. et al., 2004)

De veronderstelling op basis van bovengenoemde correlaties is dat fokken op beengebruik minder klauwproblemen op zou leveren, op zoolbloedingen na. Zo komt Mortellaro minder voor bij koeien een een betere beenstand, een beter beengebruik en een betere klauwhoek. Zoolbloedingen zijn positief gecorreleerd wat wil zeggen dat koeien die beter scoren voor de kenmerken vaker zoolbloedingen hebben. Dat klinkt natuurlijk vreemd dat een koe met correcte benen en klauwen meer zoolzweren zou hebben, maar het zou kunnen zijn dat als een koe vlakker loopt en beter contact maakt met de vloer, ze meer kans heeft op een zoolbloeding. Dat zou dan eerder te maken hebben met het feit dat intensief contact met de betonvloer slecht is voor de zolen. We moeten hier dus wel kritisch naar blijven kijken want fokken op bijvoorbeeld een verkeerde beenstand kan niet de oplossing zijn. Bovendien worden de beenstand en het beengebruik bepaald door andere kenmerken van de koe die niets met de aandoening te maken hebben. Met andere woorden, de correlaties betekenen niet dat er een direct relatie bestaat van oorzaak en gevolg, maar dat er een bepaalde kans bestaat dat bij een bepaald kenmerk de kans op het voorkomen van het andere kenmerk groter of kleiner is. Dus alleen daarop fokken zonder de achterliggende oorzaak te kennen helpt niet. Een ander punt is dat sommige klauwproblemen die het gevolg zijn van bijvoorbeeld de voeding, indirect via een van de andere kenmerken naar voren kunnen komen omdat de combinatie van factoren vaak bepaalt wat we uiteindelijk zien.
Fokken voor de juiste bouw van klauwen en benen
Op basis van de correlaties kunnen we vaststellen dat de bouw van de klauwen en benen en het beengebruik op een of andere manier invloed kunnen hebben op de klauwgezondheid. Omdat de erfelijkheidsgraden van kenmerken in de bouw relatief hoog zijn, kan daar goed op worden gefokt. De klauwen en benen functioneren in het verlengde van de lendenen, heupen, draaiers, zitbeenderen en de hakken. Tezamen met de de kwaliteit en vorm van de afzonderlijke onderdelen bepalen ze het gebruik van de benen en klauwen en de locomotie als geheel. Om op deze kenmerken te fokken is het onvoldoende om de fokwaarde voor Exterieur te gebruiken. Het gaat er vooral om de specifieke onderdelen te benoemen. Voor een gerichte aanpak zeggen een beenstand voor en beenstand zij niet zoveel. Wel waardoor die goed of minder goed zouden zijn. Met de Triple-A (aAa) methode kan daar veel gerichter op worden gefokt omdat die zoekt naar de achterliggende oorzaken en niet kijkt naar het symptoom. In § 6.5 Goed presteren vraagt een goede bouw, wordt mede aan de hand van foto’s ingegaan op de specifieke onderdelen en kenmerken. Hierna benoemen ze kort.
De brochure van de aAa-methode kun je hier downloaden.
Werking en functie onderdelen klauwen en benen
De klauwvorm
Goede klauwen zijn kort, mooi rond en bij stilstaan gesloten. De klauwhelften zijn nagenoeg gelijk waardoor de druk op de klauwen gelijk verdeeld is over de klauwhelften. De klauwen hebben een hoge hiel, maar ook weer niet te hoog, en een vlakke zool. Een koe behoort onder de juiste hoek op de klauwen te staan (45-50 graden). Bij goed gebouwde klauwen komt de meeste druk in het midden van de klauwzool te liggen zodat de klauw gelijkmatig wordt belast.
De klauwhoek
Een te kleine hoek (<40 graden) geeft een te platte stand. De hiel en de verzenen komen te dicht op de vloer en de kans op beschadigingen en aandoeningen is groot. Bovendien krijgen de punten de neiging om snel uit te groeien omdat ze niet voldoende slijten. De platte stand zet ook de buigpezen en gewrichten in de klauw extra onder druk. Een te grote hoek (>50 graden) geeft door de steile stand een verhoogde druk op de voorkant van de klauw, een puntbelasting. Dat zorgt weer voor een ongelijkmatige slijtage van de klauw. De ophanging aan de voor-binnenkant van de klauw staat daarmee onder stress en kan beschadigen met ernstige, vaak chronische gevolgen.
De klauwverdeling
Een ongelijke verdeling van de binnen- en buitenklauw geeft een ongelijke druk op de klauwhelften. Dat geeft extra groei van een helft en daardoor een scheve stand. De scheve stand leidt vervolgens tot problemen in de achterhand. Een goede klauwverdeling is een goede indicator voor een duurzame klauw. Stieren met in verhouding veel breedte, scoren doorgaans goed voor de klauwverdeling. Dat kun je ook zien bij koeien die vanachter te smal en koehakkig zijn.
De koten
Goede koten zijn sterk, robuust, optimaal van lengte, veerkrachtig en met een relatief rechte stand. Robuuste koten zorgen voor een mooie, sterke overgang naar de klauwen en kunnen de druk bij het lopen en springen en onregelmatigheden in de ondergrond goed opvangen. Als een koe soepel kan lopen heeft dat gunstige effecten op het gehele functioneren van de achterhand.
De hakken
De hakken zijn belangrijke draaipunten. Ze worden zwaar belast bij het lopen, gaan liggen en opstaan. Een uitgesproken vorm met sterke pezen geeft veel meer kracht in de benen. Open hakken geven ook meer ruimte in het tegenovergelegen spronggewricht waardoor de koe makkelijker loopt. Gesloten hakken (steile stand) maakt de koe strammer en te open hakken maken de benen juist zwakker door instabiliteit.
De hakken
De hakken zijn belangrijke draaipunten. Ze worden zwaar belast bij het lopen, gaan liggen en opstaan. Een uitgesproken vorm met sterke pezen geeft veel meer kracht in de benen. Open hakken geven ook meer ruimte in het tegenovergelegen spronggewricht waardoor de koe makkelijker loopt. Gesloten hakken (steile stand) maakt de koe strammer en te open hakken maken de benen juist zwakker door instabiliteit.
De beenstand
Om de druk op de klauwen gelijkmatig te houden moeten de benen recht staan en parallel aan elkaar. In combinatie met een goede klauwstand en soepele gewrichten en open hakken zorgt dat voor een optimale locomotie, weinig of geen problemen bij liggen en opstaan, ze zijn soepeler voor het ontwijken en ze kunnen ook wat makkelijker wat langer blijven staan. Het is de absolute basis voor een goede gezondheid van benen en klauwen. De beenstand zij zegt iets over de combinatie van de stand van de benen, de stand van de klauwen en het kruis en e draaiers. Wil je echt problemen oplossen, kijk dan naar de afzonderlijke onderdelen. De beenstand achter zegt iets over de bouw van het kruis. De zitbeenderen moeten ver genoeg uit elkaar staan net als de draaiers.
De lendenen
Brede en sterke lendenen zorgen voor stabiliteit in de achterhand en een stabiele en toch soepele overgang naar de middenhand en stabiliteit in de locomotie. De moeten net onder het niveau van de ruggenwervel liggen en voldoende breed zijn.
De zitbeenderen
Goede zitbeenderen zijn breed geplaatst. Als de zitbeenderen voldoende uit elkaar staan heeft de koe een goede bekkenbreedte en een brede stand met een gelijkmatige druk op de klauwen. Te hoog geplaatste zitbeenderen geven een oplopend kruis dat vaak samenhangt met zwakke lendenen, te ver naar achteren geplaatste draaiers en te ver naar achteren staande benen en klauwen. Dicht op elkaar geplaatste zitbeenderen zorgen voor te nauw geplaatste benen en koehakkigheid, vaak gepaard met een hoge staartinplant. De kans op problemen met klauwen en benen is groot.
De draaier
De stand van de draaier (het heupgewricht) bepaalt voor een groot deel de stand van de benen en klauwen in de looprichting. Bij goed geplaatste draaiers staan de achterbenen goed onder de koe, en de rug, benen, gewrichten, pezen en spieren worden niet overmatig belast. De koe heeft ook minder problemen met liggen en opstaan. Een goede draaierstand zorgt ervoor dat de koe op hogere leeftijd nog makkelijk en soepel kan bewegen.
Gevoeligheid voor specifieke aandoeningen

Ondanks, of misschien wel dankzij, de lage erfelijkheidsgraad kunnen sommige klauwaandoeningen toch een hardnekkig probleem vormen. Dat is dan vaak grotendeels te wijten aan een combinatie van de klauwkwaliteit, de bouw en stand van de klauwen en de bouw in de achterhand, de omstandigheden in de stal en de voeding. De problemen die zich voordoen worden voor meer dan 90% bepaald door andere factoren dan de erfelijkheid en daarom zijn ze ook het best aan te pakken door zelf maatregelen te nemen en niet alleen te rekenen op de fokkerij. Consequent werken is daarbij wel van groot belang. Hoe beter de omstandigheden, de verzorging en het fokbeleid hoe minder de aanleg voor een gevoeligheid naar voren komt.

Aandachtspunten en tips bij het fokken op klauwgezondheid
- Alles begint bij een goede waarneming. Inzicht in de oorzaak is belangrijk om de juiste maatregelen te nemen;
- Houd bij het fokdoel rekening met de invloed van de bouw van achterhand en de benen en klauwen op de klauwgezondheid;
- Overweeg of je de Triple-A methode wilt gebruiken. Het is een relatief goedkoop en zeer effectief hulpmiddel en te gebruiken in combinatie met de fokwaarden;
- Kijk verder dan de symptomen. Fokwaarden zeggen vaak niets over de oorzaak van de problemen;
- Stieren met in verhouding veel breedte in de bovenhand, scoren doorgaans goed voor de klauwverdeling;
- Zorg ondanks de lage erfelijkheidsgraad dat de fokwaarde niet onnodig lager is dan 100 is. Er zit immers altijd een genetische component achter.
Bedrijfsvoering en klauwgezondheid
Er zijn veel aspecten binnen de bedrijfsvoering die van invloed zijn op de gezondheid van klauwen en benen. Er liggen in de bedrijfsvoering daarom ook veel aangrijpingspunten voor verbetering. Van de voeding tot de hygiëne en de verzorging. Fouten in de bedrijfsvoering veroorzaken vaak problemen op koppelniveau. Ook infectieuze aandoeningen leiden vaak tot een koppelprobleem en de oorzaak moet dan vooral gezocht worden in zorg en hygiëne. Veel klauwproblemen ontstaan in de transitieperiode als gevolg van de negatieve energiebalans en veranderingen in de hormoonhuishouding en de stofwisseling. Hoe beter de energievoorziening, de structuurvoorziening en de stofwisseling, hoe beter de klauwgezondheid.
Keratinevorming, mineralenvoorziening en klauwkwaliteit
Een van de oorzaken van klauwproblemen is een gebrekkige mineralenvoorziening. Die beïnvloedt de vorming van keratine, een zeer belangrijk eiwitcomplex voor de productie van klauwhoorn en voor de klauwkwaliteit. Keratinevorming is een proces waar verschillende mineralen, spoorelementen en vitaminen bij betrokken zijn:
- Calcium voor de hoornvorming. In de vroege lactatie wordt veel Ca onttrokken. Vul dat aan. Hoornringen wijzen op tekorten tijdens en kort na afkalven;
- Koper en zink voor de enzymen die voor de keratinevorming aansturen. Ze zijn beide nodig voor de dezelfde processen dus zorg dat beide op niveau zijn. Tekorten zorgen voor meer rot, zoolzweren en scheuren;
- Selenium beschermt cellen tegen oxydatie (oxidatieve stress). Tekort en overmaat zijn slecht voor de klauwkwaliteit;
- Mangaan versterkt de botstructuur in de klauw en verbetert de kwaliteit van de klauwhoorn;
- Vitaminen zoals Vit. A, D, E en B8 (Biotine) zijn onmisbaar voor klauwvorming en voor de enzymvorming voor de keratineproductie.
Aandachtspunten en tips bij de voeding
- Laat ruwvoer analyseren op mineralen en spoorelementen. Zo krijg je een beeld van de mogelijke tekorten. Voor meer achtergrondinformatie kijk in § 5.10;
- Ga er niet vanuit dat er voldoende mineralen in de juiste verhouding via het krachtvoer worden verstrekt, met name bij de droge koeien is vaak sprake van tekorten;
- Tekorten treden met name op in de vroege lactatie. Zorg voor een goede buffer vanuit de droogstand;
- De droogstand wordt wel als de meeste kritische periode gezien omdat de koeien dan nauwelijks krachtvoer met de juiste mineralen krijgen, een belangrijke mineralenbron. Het is ook nodig voor de voorziening voor de mineralen in de biest;
- Zorg voor de juiste verhouding mineralen en spoor- elementen. Ook door overmaat kunnen problemen ontstaan. Voorbeelden zijn ijzer en seleen. Voer zo veel mogelijk op maat;
- Onder de klauw zit een vetkussen dat fungeert als stootkussen. Valt de koe af (lage BCS door NEB) dan wordt ook dit vetkussen dunner en kwetsbaarder. Daarom is het goed om ca. 80 tot 100 dagen na kalven de klauwen te controleren op zweren en kneuzingen;
- Ga altijd na of er sprake is van een koppelprobleem (voeding). Preventieve maatregelen gaan dan vaak via de voeding en hebben meer effect;
- Een infectie is altijd het gevolg van verminderde weerstand in combinatie met ziektekiemen. Verhoog de weerstand met een optimale voeding:
- Voldoende structuur in het voer. Pas op met slappe graskuilen (<225 RC en <22 ADL) en te fijn gehakselde snijmaïs (<9 mm).
- Voldoende energie;
- Geen overmaat aan eiwit (ureum niet hoger dan 25);
- Geen te snelle energie- en eiwitbronnen (hoge verteerbaarbaarheid/oplosbaarheid);
- Geen snelle overgang na het afkalven en een geleidelijke opbouw van het krachtvoer;
- De juiste mineralen en spoorelementen in de juiste verhouding voor zowel de weerstand als de klauwkwaliteit.

Klauwproblemen hebben vaak verschillende achtergronden zoals de voeding, de verzorging, de stal of de fokkerij. Maar ook daarbinnen kan de oorzaak verschillen zoals pensverzuring, klauwbevangenheid of een zoolkneuzing als gevolg van voedingsfouten. En soms kan een verkeerde bouw van de klauw hem weer gevoeliger maken voor een andere factor, zoals een te open en platte klauw gevoeliger is voor infecties. Een consequente en doelgerichte aanpak kan alleen met een goede registratie en evaluatie. Is de behandeling wel effectief geweest en of het binnen bepaalde koefamilies meer of minder voorkomt.

Tweemaal per jaar het koppel behandelen?
Op veel bedrijven wordt tweemaal per jaar het koppel behandeld. Onderzoek zou hebben uitgewezen dat het effectief is, maar de eigenlijke reden is dat er op bedrijven vaak geen structurele aandacht is voor de klauwproblemen en de noodzakelijke behandelingen achterwege blijven. Een koppelbehandeling helpt dan in elk geval, maar of het werkelijk effectief is, is zeer de vraag. Het argument is vaak tijdgebrek. Koppelbehandeling zou dan preventief kunnen werken en tijd besparen. Maar vaak is er niets aan de hand en wordt toch aan de klauwen gewerkt en het geeft bovendien erg veel onrust en stress en dat kost (klauw)gezondheid en melk. Soms lopen koeien juist een probleem op bij de koppelbehandeling. Je kunt aan de koeien meestal goed zien of ze een probleem hebben, maar daar moet je wel de tijd voor nemen. Tijdgebrek is het slechtste argument om niet het optimale te doen, het is een kwestie van organisatie. Een slechte klauwgezondheid blijft voort veel bedrijven een belangrijke reden voor te vroege afvoer en verlies aan inkomen.
Strategische klauwverzorging
De meest effectieve methode van klauwzorg is het strategisch behandelen van de klauwen:
- Controleer de koeien bij het droogzetten. De droogstand is een periode van rust en herstel die goed is voor de klauwgezondheid. Geen kans op pensverzuring door een goede structuurvoorziening in het rantsoen. Geen negatieve energiebalans bij een goed droogstandsrantsoen. De koe kan worden behandeld als dat nodige mocht zijn;
- Controleer de koeien aan het einde van de transitie op 80 tot 100 dagen. De moeilijkste periode van een lage energiebalans (NEB), rantsoenwisseling, mineralenvoorziening en stofwisselingsaandoeningen is achter de rug. Door tijdige controle en behandeling kunnen problemen worden voorkomen en het draagt aantoonbaar bij aan de productie en de levensduur;
- Behandel tussendoor de koeien waaraan je ziet dat ze een klauwprobleem hebben. Uiteindelijk kan het veel geld en tijd besparen.
Aandachtspunten en tips bij de klauwbehandeling
- Behandel infectieuze aandoening snel om kruisbesmetting te voorkomen;
- Bij (infectieuze) klauwproblemen wordt plaatselijk op de klauw extra hoorn gevormd. Corrigeer dat bij het behandelen van de klauwen;
- De regel is dat de binnenklauw nooit behandeld behoort te worden als die niets mankeert;
- Ontsmet gereedschap na elke behandeling tegen kruisbesmetting;
- Maak met de klauwverzorger afspraken per uur en niet per koe. Doelmatig werken is iets anders dan snel en stressvol werken;
- De klauwverzorger kan bij strategisch bekappen vaker een groep koeien behandelen en gerichter werken. Natuurlijk kun je dat ook zelf doen;
- Controleer op gezette tijden het loopgedrag met behulp van locomotie scorekaart;
- Zorg dat de behandelbox op een goed bereikbare plaats staat voor tussentijdse controle en behandeling;
- Laat je elk jaar bijscholen als je zelf koeien behandelt. Nieuwe inzichten zijn het vaak waard;
- Beschouw koppelbehandeling niet als een soort verzekering. Houd oog voor tussentijdse problemen;
- Wil je weten of koppelbehandeling werkelijk effectief is, registreer dan alle koeien met of zonder aandoening en doe hetzelfde bij een paar volgende koppelbehandelingen;
- Noteer ook welk soort koppelbehandeling je toepast want daar worden verschillende vormen onder verstaan en dat kan het resultaat beïnvloeden.

Een vakbekwame, gediplomeerde klauwverzorger weet exact wat hij wel en niet kan doen zodat het probleem ook echt wordt opgelost. Hij registreert ook zorgvuldig welke problemen zich voordoen, of ze terugkeren of genezen. Heeft een behandeling gewerkt of niet en moet het herhaald worden. Een goede registratie is onmisbaar voor een effectieve zorg en ook zeer essentieel om na te kunnen gaan hoe bepaalde aandoeningen zich op het bedrijf ontwikkelen.

Voetbaden genezen niet
Het voetbad moet zodanig zijn dat de koeien er twee stappen in moeten zetten en er niet overheen kunnen springen. De lengte is minimaal 3 m. Een smalle bak met minder vloeistof moet eerder ververst worden. Het allerbelangrijkste is dat de koeien er niet langs kunnen stappen, dus aanpassen aan de breedte van de doorgang is het uitgangspunt. De diepte van het voetbad is doorgaans 14 cm. De koeien moeten er met de bijklauwtjes in staan. De frequentie en het aantal herhalingen is afhankelijk van de aard van het probleem. Bij Mortellaro en stinkpoot is het goed om het voetbad minimaal elke 10 dagen één dag te gebruiken. Om regelmaat te hebben is dan een wekelijkse voetbad goed om aan te houden. Let wel, een voetbad werkt alleen preventief! Het geneest niet. Als ze niet op tijd worden verschoont worden het besmettingsbakken.

Voorbeeld van een ontsmettingsbak die een besmettingsbak is geworden.
Over nut en noodzaak van een ontsmettingsbak bestaat altijd discussie tussen melkveehouders en met de adviseurs. Blind varen op een ontsmettingsbak werkt niet. Het moet goed gebeuren of helemaal niet. Wanneer je een ontsmettingsbak na gebruik niet leeg maakt wordt het juist een bron van besmetting. Ontsmetten van de klauwen moet met zorg gebeuren. Op de juiste momenten, op de juiste plaats en in de juiste frequentie. Omdat organische mestresten de werkzaamheid van het ontsmettingsmiddel verminderen, is het zeer aan te bevelen twee bakken achter elkaar te plaatsen: de eerste met water en de tweede met ontsmettingsmiddel.
Bij goed opgestelde bakken, overzichtelijke plaatsen en rust is het geen enkel probleem. Het wordt pas een probleem als koeien zich opgejaagd voelen, in een bak vuil water moeten stappen waarvan ze geen idee hebben hoe diep die is en te weinig overzicht hebben. Ze gaan dan twijfelen en maken vaak sprongen waardoor het effect minimaal is.
Het ontsmettingsmiddel
- Er zijn diverse ontsmettingsmiddelen in de handel, vaak gebaseerd op kopersulfaat. Het kan nooit kwaad om een alternatief voor formaline en kopersulfaat uit te proberen;
- Formaline is kankerverwekkend. Als je formaline gebruikt, zorg dan voor een goed doorluchte plaats op afstand van de werkplek;
- Gebruik bij voorkeur een formalineoplossing van 3% (in handelsoplossing of ca. 3 liter 40% handelsoplossing formaline in 100 liter water) en nooit sterker dan 5% (in handelsoplossing of 5 liter handelsoplossing 40% formaline in 100 liter water);
- Formaline doodt bacteriën dus wees terughoudend met de formaline in de mestput;
- Als je kopersulfaat gebruikt besef dan dat dit een zwaar metaal is dat sterk giftig kan zijn voor het bodemleven en voor paarden en schapen. Het gebruik is niet verboden maar het moet als chemisch afval afgevoerd worden;
- Bij een te hoge concentratie van de ontsmettingsmiddelen in het voetbad of te vaak een voetbad gebruiken, kunnen de klauwen te hard worden waardoor andere klauwproblemen kunnen ontstaan (wittelijn defecten e.d.);
- Laat koeien met open wonden of actieve Mortellaro niet door de bijtende vloeistof lopen maar behandel ze individueel;
Aandachtspunten en tips bij het gebruik van voetbaden
- Voetbaden werken preventief en genezen doen ze niet. Zonder (verwachte) problemen is er geen reden om ze te gebruiken;
- Plaats de bak(ken) in een logische route voor de koeien zoals de ingang vanuit de weide, de in- of uitgang van de melkstal of robot. Doe het zodanig dat een twijfelende koe niet meteen alles ophoudt. Bij een melkrobot kan de bak beter wat verder weg staan om daling van het aantal melkingen en storing te voorkomen;
- De contacttijd van het ontsmettingsmiddel is een belangrijke graadmeter voor het succes van de behandeling: minimaal twee onderdompelingen;
- Het voetbad moet voor een goede contacttijd minimaal 3 meter zijn (95% is dan 2x ondergedompeld). Hoe vaker hoe beter;
- De hoogte van het klauwbad is minder belangrijk dan de lengte maar minimaal 14 cm wordt aanbevolen, liefst meer;
- Plaats een waterbak voor de ontsmettingsbak. Dat spoelt de klauwen schoon en het ontsmettingsmiddel blijft langer actief;
- Een goed alternatief voor de waterbak is schoonspuiten van de klauwen direct na melken in de melkstal of in de melkrobot en direct voor het ontsmetten;
- Alternatief is de klauwen individueel met de rugspuit behandelen. Zet alle koeien aan het voerhek en spray de achterkant van de klauwen goed;
- Zorg ervoor dat het bad werkzaam blijft. Niet aanvullen maar verversen na het aangegeven aantal koepassages. Als er een waterbak voor staat die tussendoor verschoond wordt, kan het aantal koepassages verdubbelen;
- Komen de koeien na het voetbad op een droge, schone vloer, dan werkt het ontsmettingsmiddel beter en langer. Zet eventueel de (probleem)koeien een tijdje vast. Het middel kan dan langer inwerken.
Leefomgeving en klauwgezondheid
Er zijn veel risicofactoren in de stal, de melkstal, de weide etc. voor de klauwgezondheid. De helft van de in ligboxenstallen gehouden koeien heeft klauwaandoeningen door de harde betonvloer en het continu lopen in natte mest. In een potstal is door de zachte, droge ondergrond de klauw- gezondheid veel beter. Ook bedrijven die weiden hebben minder klauwproblemen. In vrijloopstallen lijken de klauwproblemen ook minder.
Bij de bouw en inrichting van een stal wordt niet altijd voldoende rekening gehouden met de klauwgezondheid. Voorbeelden zijn de betonroosters, oneffenheden in vloer, obstakels (mestschuif al dan niet met ketting), een ruwe ondergrond, verhoogde doorsteken en te korte draaipunten. Maar ook de maatvoering van de ligboxen die vaak niet is aangepast aan de ontwikkeling van de hoogtemaat van de koeien die sinds de jaren 80 met 14 cm is toegenomen en de boxbreedte met hooguit 5 cm. Al die ongerechtigheden in de stal kunnen veel klauwproblemen opleveren die tot een vervroegde afvoer leiden. Met name als dat samengaat met een voeding die niet helemaal in orde is.

Het weiden van vee is een zeer goede maatregel om klauwproblemen te voorkomen of te verminderen, zo is uit onderzoek gebleken. Het vormt de tegenhanger van de betonnen stalvloer. Weiden heeft een positieve invloed op meerdere aspecten van de gezondheid, en de relatie met de klauwgezondheid is wel erg duidelijk. Maar oneffenheden en gruis op de kavelpaden, of harde kluiten op zware klei, kunnen ook problemen veroorzaken. Mocht je een voetbad gebruiken laat de koeien dan na het weiden door de bak lopen want de klauwen zijn na het weiden meestal veel schoner.

Koeien die te lang in de wachtruimte staan krijgen veel last van de klauwen door overbelasting. Stem daarom het aantal koeien per keer in de wachtruimte af op de capaciteit en de snelheid van het melken.

Bij nieuwbouw kan met alle nieuwe inzichten rekening gehouden worden. Met een voordeel van €500 per jaar kun je €5.000 besteden aan voorzieningen. Bezuinigen aan de voorkant betekent hogere kosten aan de achterkant. Veel prefabboxen zijn te diep en dan is het aanbrengen van een laag vulzand een goede manier om ze ondieper te maken. Een ligbeddikte van 15 cm is voldoende. Het geeft bovendien veel extra grip.

Als koeien in de box blijven staan is er iets niet in orde met de boxmaten, de afstelling of het ligbed. Koeien behoren allemaal te gaan liggen.
Aandachtspunten en tips bij de leefomgeving
De ligboxen
- Beschadigde hakken zijn een signaal van een verkeerde afstelling van de ligboxen of een niet comfortabel ligbed zoals beton, matten en rubber;
- Koeien hebben grip nodig om makkelijk op te kunnen staan. Zorg voor een goede ondergrond in de ligboxen;
- Zie je veel koeien (te lang) staan in de box, vaak met achterklauwen op de roosters, verbeter dan de boxafstelling en/of het ligbed;
- Zijn er koeien die juist lang in de box blijven liggen, kijk dan of ze een klauw- of beenprobleem hebben.
De vloeren
- Op vochtige plaatsen met voer- en mestresten waar de koeien kunnen lopen gedijen ziektekiemen goed;
- Een goede ventilatie houdt de stal en de ligboxen droger en verlaagt de infectiedruk;
- Houd de looppaden schoon. Ook de doorsteken en wachtruimten. Dat verlaagt de infectiedruk en de vloeren worden ook sneller droog;
- Gebruik je een mestschuif, houd dan rekening met wat de koeien doen. Niet schuiven als de koeien aan het voerhek staan;
- Zorg, om kruisbesmetting te voorkomen, dat de mestschuif van de koeien niet bij het jongvee komt;
- Overweeg de aanschaf van een mestrobot als het maar enigszins kan;
- Zorg voor vlakke vloeren waar de roosters goed op elkaar aansluiten;
- Beperk op- en afstapjes bij doorlopen en in- en uitgangen;
- Zorg voor stroeve vloeren. Laat ze tijdig opruwen;
Obstakels
- Werk obstakels zoals een kettingwiel op de vloer weg door er rubber over te leggen;
- In oude melkstallen zijn de melkstanden vaak te kort en staan de koeien met de achterklauw op de rand van de melkput met witte lijndefect als gevolg;
- Koeien zijn groter geworden en staan aan het voerhek soms met de achterpoten op de ketting of kabel. Kijk of het voerhek een halve meter naar voren kan;
- Korte draaien, bijvoorbeeld bij de melkstal, veroorzaken door frictie wittelijn defect en schade aan de zolen. Zorg dat de koeien makkelijk de hoek om kunnen draaien door op die plaatsen een rubber mat te leggen.
- Ga na of er op onverwachte plaatsen kleine oneffenheden zitten, zoals bijvoorbeeld bouten van stalen kolommen of hekwerk.
Overbelasting
- Voorkom langdurige belasting in de wachtruimte. Leg rubber in de wachtruimte en in de melkstal;
- Laat de koeien niet langer staan voor het melken dan maximaal anderhalf uur;
- Voorkom overbezetting van de stal. Dat geeft meer rust en ontlast de klauwen en geeft een lagere infectiedruk.
Weiden
- Laat koeien met klauwproblemen in de weide. Ook tijdens de droogstand is het zeer effectief;
- Voorkom bij weiden te sterke voerovergangen want die kunnen problemen als bijvoorbeeld klauwbevangenheid veroorzaken;
- Zorg dat de kavelpaden vrij van oneffenheden zijn en voorkom een te ruw oppervlak of losse steentjes of gruis op verharde kavelpaden.
Waar je op kunt letten bij nieuwbouw:
- – Dat de ligboxen lang genoeg zijn (minimaal 3,3 meter strekruimte);
- – Dat de ligboxen breed genoeg zijn (120 cm in de lactatie, 135 cm in de droogstand);
- – Dat de roosters goed aansluiten en vlak liggen;
- – Dat de koeien een ruime draai kunnen maken als ze uit de melkstal komen;
- – Dat er rubber op de vloer ligt in de wachtruimte, de melkstal en bij de uitgang van de melkstal;
- – Dat er rubber ligt rondom de melkrobot;
- – Dat er een goede plaats is voor een dubbele ontsmettingsbak (een voor water en een voor ontsmettingsmiddel);
- – Dat de behandelbox op een goed bereikbare en vaste plaats staat voor snel en gemakkelijk behandelen;
- – Dat er geen hoeken zijn waar de mestschuif of –robot niet kan komen;
- – Dat de voergang hoger ligt dan de roostergang zodat koeien ontspannen kunnen staan vreten;
- – Dat het voerhek iets voorover staat voor een betere bereikbaarheid en minder schouderblessures;
- – Dat de doorsteken gelijkvloers zijn;
- – Dat er een goede doorluchting is van de stal;
- – Dat de kavelpaden vlak en gelijk liggen;
- – Dat de loopafstand over de verharde kavelpaden beperkt blijft.
De kosten van klauwproblemen
De economische gevolgen van klauwproblemen zijn divers. Koeien gaan minder vreten waardoor ze een energietekort krijgen en minder melk gaan geven. De verlaagde voeropname heeft ook gevolgen voor de vruchtbaarheid en weerstand. Zonder accurate behandeling wordt het steeds erger en komt de koe in een negatieve spiraal terecht. Dat kan snel gaan dus snel ingrijpen is het devies.
Klauw- en beenproblemen kosten een doorsnee Nederlands melkveebedrijf uiteindelijk veel geld. Verondersteld wordt dat ze qua kosten een derde plaats innemen na mastitis en vruchtbaarheid. Maar dat kan per bedrijf sterk verschillen. De afgeleide, indirecte kosten voor klauwproblemen zijn zeer uiteenlopend. Het zijn de lagere melkproductie, de lagere voerefficiëntie, de slechtere reproductie, behandelkosten, hogere opfokkosten, vervangingskosten en de extra tijdbesteding.
Onderzoek heeft uitgewezen dat de directe kosten van klauwproblemen gemiddeld € 56,- per koe per jaar bedragen. De kosten op individuele bedrijven kunnen oplopen tot wel € 150,- per koe per jaar. De gederfde melkopbrengst is de grootste schadepost bij klauwproblemen. Worden de gevolgen voor de levensduur en de noodzakelijke vervanging meegerekend, dan zijn de kosten nog veel hoger (zie tabel hiernaast)
Uit onderzoek in de VS (2020) kwam naar voren dat bij een kreupele koe de melkderving 811 tot 1.290 kg melk bedroeg. Alle kosten meegerekend zoals behandeling, melkderving, eerder afvoeren en vervangen kan de bruto winst per kreupele koe met meer dan 600 euro dalen.
Rekenvoorbeeld voor een praktijkbedrijf met 100 koeien van de integrale economische gevolgen van het verminderen van het aantal te behandelen klauwaandoeningen van 35% naar 15%.

Het Nederlandse Hoofcare Expertisecentrum heeft een feitenblad opgesteld van de sooorten, de kosten en de aanpak van klauwproblemen.
Je kunt het Feitenblad klauwen met geld hier downloaden
Sommige investeringen lijken hoog, zoals rubber op de vloer waar veel koeverkeer is en veel bochten gemaakt moeten worden. Uiteindelijk loont het altijd als je de maatregel neemt als onderdeel van het gehele pakket gericht op een betere klauwgezondheid en een langere levensduur.

Management voor klauwgezondheid
Klauwproblemen kunnen hardnekkig en een structureel probleem vormen. Er zijn vaak meerdere oorzaken en daarom is het zaak om het probleem ook integraal aan te pakken. Alleen een gestructureerde aanpak levert het gewenste resultaat op. Planmatig en gestructureerd werken volgens het stappenplan van de managementcyclus (PDCA). Uit onderzoek en praktijk is gebleken dat er veel mogelijk is, maar dat het lang niet op elk bedrijf haalbaar is omdat er bij de bouw en inrichting geen rekening mee gehouden is. De mogelijkheden en dus ook het doel dat haalbaar is, hangt sterk van de bedrijfsomstandigheden. Er wordt wel gesteld dat het geschatte gemiddeld percentage koeien met een klauwprobleem waar ze last van hebben, van 35% terug zou moeten naar 15%. Voor sommige bedrijven geen enkel probleem, voor andere een hele klus omdat wel tot meer dan 50% van de koeien klauwproblemen heeft. Voor de herhalingsgevallen is een doel van maximaal 10% realistisch.
Bij alle problemen, en zeker bij klauwproblemen, is een integrale aanpak noodzakelijk. Dat wil zeggen samenwerken tussen de verschillende vakgebieden om half werk en strijdige maatregelen te voorkomen.
Doelen stellen (Plan)
Omdat de meeste bedrijven meerdere soorten klauwproblemen hebben, is het stellen van een algemeen doel “verminderen van de klauwproblemen” niet heel zinvol. Elk type probleem vraagt een eigen aanpak en de ernst van het probleem bepaalt ook de maatregelen. Probeer daarom eerst duidelijk te krijgen welke problemen er spelen en formuleer voor elk probleem een doel. Houd het doel wel SMART: specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebonden.
Maatregelen nemen (Do)
Je kunt op vele fronten maatregelen nemen, zoals met de fokkerij, de huisvesting, het ligcomfort, de voeding en de mineralenvoorziening. Strategisch klauwen behandelen is een algemene maatregel waarbij niet alleen problemen kunnen voorkomen en aangepakt, maar waarbij tevens duidelijk kan worden welke problemen er spelen. Dat geldt in principe ook voor de voeding. Een vereiste is dan wel dat het het soort problemen goed wordt geregistreerd om controle op de aanpak en eventuele aanvullende maatregelen effectief uit te kunnen voeren. In de verschillende paragrafen in dit hoofdstuk zijn daar al aandachtspunten en tips voor gegeven.
Voortgang controleren (Check)
Een goede terugkoppeling op de genomen maatregelen om te zien of ze resultaat hebben opgeleverd, is mogelijk door een periodieke controle. Om daarvoor geen extra tijd te behoeven besteden kan de controle samenvallen met het strategisch behandelen. Dus bij droogzetten en op ca. 100 dagen. Ook hier geldt dat het soort problemen goed moet worden geregistreerd voor een effectieve controle. Temeer omdat sommige problemen een flinke tijd aan kunnen houden voordat op koppelniveau de zaak volledig onder controle is.
Consolideren of aanpassen (Act)
Koeien kunnen altijd wel een klauwprobleem oplopen. Consolideren betekent in de praktijk vaak sommige klauwproblemen accepteren met een grens voor het maximaal toelaatbare. Bijvoorbeeld maximaal 15% van de koeien heeft een lastgevend probleem. Maar problemen als gevolg van een slechte bouw van de achterhand kunnen met de fokkerij opgelost worden en als dat dan onderdeel wordt van de stierkeuze en de selectie, dan is dat deel van het probleem feitelijk opgelost. Maar pas na een aantal jaren. Voor een probleem als Mortellaro is het zaak om consequent te blijven controleren en behandelen en voetbaden toe te passen. Herbesmetting ligt altijd op de loer. Voor zoolaandoeningen blijft het dagelijkse rantsoen een aandachtspunt. Al met al zullen door de verschillende factoren de klauwproblemen niet snel verleden tijd zijn. Alleen bij een optimalisatie in de volle breedte bestaat de kans op een probleemloze klauwgezondheid. Gezien de gevolgen voor het welzijn en prestaties van de koeien, en dus het economisch resultaat, moet dat wel het streven zijn.
Aandachtspunten en tips bij het management
- Stel zoveel mogelijk per type klauwaandoening een doel met maatregelen en een tijdpad;
- Maatregelen hebben vaak een structureel karakter dus zorg dat ze een normaal onderdeel worden van de dagelijkse routines want dan kosten ze het minste tijd;
- Voor een goede controle op de voortgang is het nodig om regelmatig na te gaan om welke problemen het gaat;
- Gebruik strategisch behandelen om minimaal twee keer per koe per cyclus de controle uit te voeren;
- Sommige problemen zijn moeilijk zichtbaar zonder nauwgezette controle zoals “trippelen”. Blijf tijdens de dagelijkse werkzaamheden letten op het gedrag van de koeien.
- Bepaal welke maatregelen effectief zijn aan de hand van het KBL-principe: waardoor worden de problemen veroorzaakt;
- Stel je doelen realistisch. Klauwgezondheid is complex en je zult meerdere maatregelen tegelijkertijd moeten gaan doorvoeren;
- Neem als uitgangspunt dat maximaal 15% van de koeien behandeld moet worden. Niet meegerekend eventuele preventieve maatregelen of een controle-behandeling;
- Beschouw het verbeteren van de klauwgezondheid als een investering en niet als een kostenpost;
- Een aandoening behandelen heeft weinig zin als er verder niets wordt gedaan om de aandoening te voorkomen;
- Als de klauwverzorger weigert een goede registratie te voeren, huur dan een andere in. Jij betaalt dus jij bepaalt;
- Maak zo mogelijk gebruik van registratieprogramma’s zoals bijvoorbeeld Digiklauw. Ze zijn relatief goedkoop en kunnen veel geld besparen.
Bronnen:
- Alrhmoun, M. et al., 2025. Seasonal prevalence and geographical distribution of claw health in dairy cows
- Enting, H. et al.,1997. Economic losses due to clinical lameness in dairy cattle
- Browne, N., et al., 2022. Hoof lesions in partly housed pasture-based dairy cows
- Cook, N.B., et. al., 2004. Environmental Influences On Claw Horn Lesions Associated With Laminitis And Sub-acute Ruminal Acidosis (SARA) In Dairy Cows
- Edwardes, F. et al., 2022. The economics of sensor-based management of dairy cow suboptimal mobility
- Holzhauer, M., 2004. Claw health in dairy cows in The Netherlands : epidemiological aspects of different claw disorders in dairy cattle in The Netherlands
- Hut, P.R. et al., 2020. Associations between body condition score, locomotion score, and sensor-based time budgets of dairy cattle during the dry period and early lactation.
- Puerto, M.A. et al., 2020. The hidden cost of disease: II. Impact of the first incidence of lameness on production and economic indicators of primiparous dairy cows
- Ronk, H. and A. Bjurstrom, 2023. Economics of Dairy Cattle Hoof Health
- Robcis, R. et al.s, 2023. Cost of lameness in dairy herds: An integrated bioeconomic modeling approach
- https://dairy.extension.wisc.edu/articles/economics-of-dairy-cattle-hoof-health/
- Shabalina, Yin, and König, 2019. Influence of common health disorders on the length of productive life and stayability in German Holstein cows

