De uiergezondheid is wereldwijd een van de belangrijkste aandachtspunten binnen de melkveehouderij. Het zijn niet alleen de economische gevolgen die veel aandacht krijgen maar ook die voor het dierwelzijn, het medicijngebruik en de extra arbeid. In de praktijk wordt de schade en de gevolgen vaak onderschat. De uiergezondheid is dus ook een van de belangrijkste redenen voor gedwongen afvoer van melkvee. Enkele decennia geleden gold dat vooral voor oudere koeien en daarmee voor veel melkveehouders een reden om af te zien van levensduurverlenging. Maar de afvoerredenen zijn geleidelijk aan anders verdeeld over de leeftijdsgroepen. De veestapel is geleidelijk ouder geworden en er is de laatste decennia veel aandacht besteed aan de uiergezondheid waardoor het niet meer drachtig krijgen van de oudere koeien steeds vaker het probleem is. Overigens zien we in de praktijk grote verschillen tussen bedrijven. Hoe kunnen we de uiergezondheid verbeteren?
Ook voor de uiergezondheid kunnen we het KBL-principe hanteren: de genetische aanleg van de koe (K) verbeteren, de bedrijfsvoering (B) optimaliseren en de Leefomgeving (L) aanpassen. Uiergezondheidsproblemen kunnen hardnekkig en structureel zijn en een goede aanpak vraagt inbreng vanuit die drie vakgebieden. Waar moet je bij de fokkerij op letten? Hoe kun je via de voeding en verzorging een bijdrage leveren en met welke maatregelen in de stal kun je een bijdrage leveren? De uiergezondheid speelt zowel in de droogstand en de lactatie.
Verderop gaan we in op subklinische en klinische mastitis en hun veroorzakers.


































