Enkele hulmiddelen voor het management

Op het melkveebedrijf hangt alles met elkaar samen en alles beïnvloedt de gezondheid en levensduur van de veestapel. Zonder rekening te houden met de onderlinge samenhang levert het te weinig op en zorgt het weer voor andere problemen. Daarom vraagt levensduur een integrale aanpak. Omdat maatregelen vaak geen effect op de korte termijn hebben en door afwijkingen weer teniet gedaan kunnen worden, vraagt levensduurverlenging een consequente aanpak. Dat hoeft niet ingewikkeld te zijn. We bespreken in dit hoofdstuk enkele praktische hulpmiddelen.

“Het is niet zo dat je met een duurzame veestapel meer werk krijgt, het is wel ànders werken” (deelnemer Geef-ze-de-vijf)

Wat de leeftijdsopbouw je kan vertellen

De leeftijdsopbouw van de veestapel laat zien hoe het koppel qua leeftijds- of lactatiegroepen is opgebouwd en wanneer de meeste koeien worden afgevoerd. In theorie neemt de kans op afvoer toe met het ouder worden, maar in de praktijk kan dat, door verschillende oorzaken, heel anders uitpakken. Dat breng je met de opbouw van de veestapel in beeld en kun je de maatregelen daarop afstemmen. In de praktijk blijkt het voor veel melkveehouders een eye-opener te zijn. Je kunt de opbouw in beeld brengen aan de hand van het MPR-dieroverzicht: zet de aantallen in een tabel of grafiek. Door periodiek, bijvoorbeeld eens per half jaar, de opbouw in beeld te brengen kun je zien wat er in het koppel gebeurt als je maatregelen neemt.

In onderstaande grafiek is de opbouw van totale veestapel van ruim 3.500 koeien van de pilotgroep Geef-ze-de-vijf in 2019 en 2022 weergegeven. De uitval was het grootst in eerste vijf lactatie. Een beeld dat we in de praktijk vaak zien. Door maatregelen is de uitval in de eerste vier lactaties sterk verminderd en zijn meer koeien doorgegaan naar de latere lactaties. Het aandeel oudere koeien is dus toegenomen en het aantal jongere koeien afgenomen. Door het grote aantal koeien in dit overzicht raken de verschillen tussen de individuele bedrijven buiten beeld. In de andere figuren wordt dat zichtbaar.

In onderstaande grafiek van een deelnemer is te zien dat er in 2022 meer oudere koeien zijn dan in 2019 en dat het verloop onregelmatiger is. Dat komt door allerlei problemen in de verschillende lactaties. En dat heb je niet zomaar in de hand. Deels is dat ook het gevolg van verschillen in de tussenkalftijd van de koeien. De uitval per lactatienummer kan dus behoorlijk fluctueren. Het hoger aandeel ingestoken vaarzen in 2022 heeft te maken met de relatief hoge afvoer van oude koeien als gevolg van het toegenomen aantal oude koeien. Naarmate levensduur toeneemt en meer is geïntegreerd, zal de opbouw gelijkmatiger worden.

In onderstaande grafiek is de opbouw te zien bij een deelnemer die in staat is gebleken om vanaf de eerste lactaties de meeste koeien in productie te houden. Het gevolg is dat er op een bepaald moment veel oude koeien in het koppel lopen die binnen een relatief korte tijd afgevoerd zullen gaan worden. Het is dan zaak om de jongveeopfok daarop af te stemmen en geen jongvee aan te hoeven kopen. Of koeien met problemen tegen relatief hoge kosten en een te lage productie langer aan te moeten houden. Jongveeplanning is dus bij levensduurverlenging een belangrijk thema binnen het management.

Leeftijdsopbouw en jongveeplanning

Zoals aangegeven kun je uit de leeftijdopbouw opmaken wanneer je mag verwachten dat koeien uitvallen. Hoe beter je het levensduurmanagement in de vingers hebt, hoe minder onverwachte problemen en onverwachte uitval zich voordoen. Dat maakt het makkelijker om de insteek van nieuwe vaarzen te plannen. Dat moet wel ruim op tijd gebeuren omdat het jongvee er twee jaar over doet om als vaars af te kalven. Daar komt nog eens ongeveer een jaar bij voor inseminatie en dracht. Als dan ook nog scherp wordt geselecteerd en niet meer wordt geïnsemineerd dan strikt noodzakelijk, dan wordt het al wat lastiger. Daarom is het handig om de hoeveelheid jongvee bij de leeftijdsopbouw te vermelden zodat vooruit gekeken kan worden. In de grafiek rechts is daar een voorbeeld van gegeven. Op bedrijf A is slechts 10% van de koeien vijf lactaties of ouder, op bedrijf B al 43%. Dat is ook een goede indicatie voor de levensduur.

Aandachtspunten en tips bij de leeftijdsopbouw

  • Houd niet te krap jongvee aan. Bij een oudere veestapel doen zich makkelijk onverwachte zaken voor als dood op het bedrijf of een ongeluk.
  • Door bij elke MPR-uitslag de leeftijdsopbouw vast te leggen kun je de ontwikkeling van het leeftijdspatroon goed volgen en daarop inspelen.
  • Als koeien ouder worden kun je hun sterkten en zwakten beter herkennen. In dat opzicht wordt het gemakkelijker om ze te managen.
  • De oudere koeien zijn beter bestand gebleken tegen de bedrijfsomstandigheden. Kijk naar hun kwaliteiten om te zien wat ze zo sterk maakt.
  • De balans tussen fokkerij, bedrijfsvoering en leefomgeving bepaalt hoever je komt. Stem dat af op het ouder worden van de koeien.
  • Oudere koeien vragen niet meer werk vanwege problemen anders waren ze niet gebleven. Problemen krijg je door een slechte gezondheid en aanleg.

De Gouden Regel voor levensduur

Voor een bedrijf is het belangrijk om een economische afweging te kunnen maken over aanhouden of afvoeren. Feitelijk kan dat alleen maar als er geen onoverkomelijke problemen zijn die tot gedwongen afvoer leiden. De Gouden Regel die in samenwerking met melkveehouders is ontwikkeld kan daarbij helpen. Hij luidt als volgt: Voer een koe pas af als je zeker weet dat ze de volgende lactatie niet meer goed doorkomt of minder produceert dan een gemiddelde vaars. Als een koe evenveel of meer produceert dan een vaars en ze naar verwachting geen overkomelijke problemen heeft, dan ben je een dief van eigen portemonnee als je haar afvoert. Een oudere koe geeft doorgaans (veel) meer dan een vaars en zelfs als een vaars genetisch meer melkaanleg heeft dan de koe, is inruilen van die koe door de vaars economisch nadelig, blijkt uit meerdere onderzoeken. Het omslagpunt blijkt gemiddeld rond de 8 lactaties te liggen. Als een koe evenveel produceert als een vaars heeft ze altijd nog lagere opfokkosten per kg melk en is ze efficiënter. Een vaars moet zich nog waarmaken.
Het economische succes van levensduurverlenging is mede afhankelijk van de juiste economische afweging bij de afvoer van een koe. Zijn er gegronde reden om haar af te voeren? Produceert ze nog goed? Wegen de kosten voor aanhouden op tegen de baten? In de pilot Geef-ze-de-vijf bleek de Gouden regel voor levensduur zeer effectief. Het hielp de deelnemers anders naar hun koeien te kijken, door een meer economische bril. En met succes want ze bereikten daarmee in een relatief korte tijd een bovengemiddelde levensduur en levensproductie.

De uitwerking van de Gouden Regel

De uitwerking van de Gouden regel is al snel zichtbaar omdat hij voor alle koeien geldt, ongeacht de leeftijd. Het uitgangspunt is dat een nieuwe vaars zich nog niet heeft bewezen maar wel al 1.800 tot 2.100 euro aan opfok heeft gekost. En als ze aan de melk komt 15% tot 25% minder melk geeft dan een volwassen koe. En aangezien de gemiddelde genetische verbetering voor productie ca. 85 kg per jaar is, staat het verschil tussen een vaars en een volwassen koe voor meer dan 15 jaar genetische verbetering. Bij een verschil in levensduur van 5 jaar tussen vaars en volwassen koe, kan de beste vaars dat verschil nooit goedmaken. Door een koe eerst volwassen te laten worden verminder je niet alleen de opfokkosten maar win je ook een flinke hoeveelheid melk. Dezelfde overweging geldt voor een hoge slachtprijs voor een koe die nog goed mee kan. In de praktijk zien we dat bij het toepassen bij de Gouden regel de veestapel in de eerste jaren snel ouder wordt. De afvoerleeftijd stijgt daardoor in eerste instantie niet of nauwelijks (oudere koeien wordt niet meer als vanzelfsprekend afgevoerd) maar de gemiddelde leeftijd stijgt des te meer. En er komt een moment dat ook de oudere koeien afgevoerd gaan worden en dan zie je de afvoerleeftijd weer flink stijgen. Binnen een paar jaar stijgen zowel de gemiddelde leeftijd als de afvoerleeftijd aanmerkelijk. En daarmee ook het inkomen en het werkplezier. Maar zoals in de vorige paragraaf is aangegeven blijft afvoerleeftijd altijd schommelen.

De Gouden Regel is een economische afweging: Voer een koe pas af als je denkt dat ze de volgende lactatie niet meer probleemloos doorkomt of als ze minder produceert dan de gemiddelde vaars.

KBL-pricipe en KBL-aanpak voor inzicht en doelmatigheid

Bij het hanteren van de Gouden Regel komt de vraag op waarom een koe niet nog een lactatie mee zou kunnen. Is er een probleem dat niet of alleen tegen hoge kosten verholpen kan worden? Wat is daarvan dan de oorzaak? En hoe kun je dat de volgende keer voorkomen? Daar is samen met een groep melkveehouders het KBL-principe voor bedacht. Het is een manier om te achterhalen wat de mogelijke oorzaken van een probleem kunnen zijn en waar maatregelen genomen zouden moeten worden. Werken volgens het KBL-principe kan  helpen de juiste aanpak te ontwikkelen. Het begint met goed kijken naar de koeien en de oorzaak vinden: de KBL-analyse. Om vervolgens de daarbij passende maatregelen te nemen: de KBL-aanpak.

De levensduur en de prestaties van een koe worden bepaald door de genetische aanleg, de bedrijfsvoering en de leefomgeving. En door de onderlinge samenhang. De maatregelen staan daarom ook niet los van elkaar, soms versterken ze elkaar en soms werken ze elkaar tegen, en het geheel bepaalt het resultaat. Dus een integrale aanpak levert de beste resultaten op. De eerste stap is de zogenaamde KBL-analyse: waar komende problemen vandaan:

  • K: Ligt het aan de genetische aanleg van de koe?
  • B: Ligt het aan de bedrijfsvoering, inclusief de jongveeopfok, zoals de voeding en verzorging, de hygiëne, het aanhoud en afvoerbeleid?
  • L: Ligt het aan de omstandigheden in de leefomgeving zoals de stal, de inrichting, de ligboxen en het ligcomfort, de bezetting?

Als aan één van de pijlers onvoldoende aandacht wordt besteed, dan kan dat niet zomaar gecompenseerd worden door meer aandacht voor een van de andere. Anders gezegd, de pijlers moeten even lang zijn om in balans te kunnen blijven. Alles heeft op zijn eigen manier invloed op de gezondheid, het functioneren en de levensduur. Compenseren in plaats van aanvullen leidt vaak alleen maar tot andere, en soms meer problemen.

De klauwgezondheid als voorbeeld

De klauwgezondheid is een goed voorbeeld van verschillende invloedsfactoren en de noodzaak van een integrale aanpak. Wat kan er spelen?

  • K: Speelt een verkeerde klauwstand een rol en is dat het gevolg van een te smal kruis of van een verkeerde verdeling van de klauwhelften? Of zijn de benen niet goed? En erfelijk bepaalde gevoeligheid voor bepaalde ziektes zoals mortellaro? Hieruit moet blijken of de fokkerij kan bijdragen aan de oplossing.
  • B: Speelt de voeding een rol? Zoals een te lage energievoorziening, een te snelle rantsoenwisseling of te weinig mineralen? Speelt dat mogelijk al in de opfok? Wordt er voldoende aandacht besteed aan de hygiëne? Worden de klauwen op tijd en op de juiste manier behandeld? Of is het veroorzaakt door een eerder probleem zoals een infectie?
  • L: Zijn er factoren in de leefomgeving die een rol kunnen spelen? Zoals een te hoge infectiedruk? Oneffenheden in de vloer? Te korte draaipunten bij de melkstal? Een ketting van de mestschuif over de loopgang? Rommel op de kavelpaden?

Wat we in de praktijk vaak zien is dat er teveel verwacht wordt van de fokkerij. De stierkeuze wordt als erg belangrijk gezien terwijl het slechts een van de factoren is en lang niet altijd de belangrijkste. Het gaat altijd om de juiste combinatie van maatregelen. Hoe beter het inzicht in de achtergrond van het probleem hoe effectiever de aanpak. In de andere hoofdstukken laten we steeds zien hoe je problemen volgens het KBL-principe aan kunt pakken.

In een stal met overbezetting moet meer aandacht worden besteed aan de voeding en de voermethode dan in een stal waar alle koeien een vreetplaats hebben. Koeien kunnen zich tot op zekere hoogte aanpassen, maar er zijn grenzen. Zodra een koe een probleem probeert te compenseren, levert dat meestal een nieuw probleem op. Het is ook niet altijd even makkelijk te zien. In de kern gaat het erom de juiste balans te vinden tussen de drie KBL-factoren. Een balans die ook wordt bepaald door de investeringsruimte voor maatregelen.

Aandachtspunten en tips bij de KBL-aanpak

  • Bedenkt dat bij veel problemen meer factoren een rol kunnen spelen.
  • Registreer zo goed mogelijk het soort probleem en de oorzaak om de juiste maatregelen te kunnen nemen. Ook voor de latere terugkoppeling.
  • Hanteer het KBL-principe consequent om te voorkomen dat je verkeerde of onvoldoende maatregelen neemt.
  • Het hangt van de situatie op het bedrijf af welke factor de meeste invloed heeft en hoe groot die invloed is. Maak de juiste afwegingen.
  • Zelfs de genetisch beste koe zal achterblijven als de omstandigheden en het management daar niet op zijn afgestemd.
  • Vul tekortkomingen aan en compenseer niet, want dat zorgt vaak voor nieuwe problemen.
  • Vraag je erfbetreders of ze je daarbij helpen en of ze de aanpak kunnen koppelen aan hun adviezen en producten.
  • Met een begeleidingsprogramma als Vetwerk kun je via de dierenarts goede ondersteuning en begeleiding krijgen.

Kun je de leeftijd van de koe als hulpmiddel gebruiken? Lees meer over de relatie leeftijd moeder en levensduur dochter in deze VERDIEPINGSPAGINA

Kun je de lactatiewaarde als hulpmiddel gebruiken. Lees daar meer over in deze VERDIEPINGSPAGINA

De PDCA-aanpak voor heldere doelen en structuur

PDCA staat voor Plan-Do-Check-Act, in gewoon Nederlands: doelen stellen – maatregelen nemen – de resultaten meten – vervolgstappen zetten. De aanpak is een bekend managementinstrument en voor de melkveehouderij uitgewerkt door een werkgroep met onderzoekers, melkveehouders en erfbetreders. Het is een gestructureerde manier van werken en meer dan alleen maatregelen nemen zodra er zich een probleem voordoet. Voor het analyseren van de problemen en het bedenken van de juiste maatregelen kun je het KBL-principe en de Gouden regel gebruiken. Op basis daarvan kun je met de PDCA-aanpak structuur aanbrengen in de werkwijze zoals voortgangsbewaking, kengetallengebruik etc. Levensduurverlenging gaat vaak over een langere periode en de resultaten zie je vaak pas later en daarom is gestructureerd en consequent werken zo belangrijk. Hierna gaan we in op de afzonderlijke stappen. Anno 2022 wordt er vaak gesproken over KPI’s, Kritische Prestatie Indicatoren. Kengetallen waaraan je resultaten kunt meten en de voortgang in de gaten kunt houden. Maar het proces om die te kunnen gebruiken moet wel vorm krijgen en daar is de PDCA-methode goed voor.

Mocht je je verder willen verdiepen in de PDCA-kengetallen, kijk dan in het rapport Kengetallenoverzichten en PDCA-aanpak verlenging levensduur melkvee

Stel eerst je doelen

Het stellen van een helder en meetbaar doel, en dus ook controleerbaar, is de eerste belangrijke stap en vraagt een zogenaamde SMART te formulering.

  • Het doel moet specifiek (S) zijn. Het geeft duidelijk aan waarover het gaat. Bijvoorbeeld een lager celgetal, een langere tussenkalftijd, minder klauwproblemen.
  • Het moet meetbaar (M) zijn. Zoals een celgetal van 100.000, max. 15 koeien met mastitis, max. 1,8 inseminaties, 24 maanden afkalfleeftijd.
  • Het moet acceptabel (A) zijn. Het moet onder de normale werkomstandigheden haalbaar zijn zodat iedereen op het bedrijf ermee kan werken.
  • Het moet realistisch (R) zijn. Geen doelen stellen die niet haalbaar zijn. Bijstellen kan altijd nog.
  • Het moet tijdgebonden (T) zijn. Wanneer moet het doel bereikt zijn? Benoem een datum.

Aandachtspunten en tips bij de doelen

  • Verlengen van de levensduur kan een doel zijn maar het zijn maatregelen voor gezondheid, vruchtbaarheid en welzijn in combinatie met het aanhoud- en afvoerbeleid die bepalen wat het resultaat voor de levensduur is.
  • Stem de doelen af op de ernst en de urgentie van de problemen en de mogelijkheden voor het bedrijf.
  • Stel geen al te ambitieuze doelen omdat ze mogelijk moeilijk haalbaar zijn en de motivatie kunnen verminderen. Hanteer eventueel tussendoelen. Dat stimuleert want zien doet geloven en geeft zelfvertrouwen.
  • Stel een realistische streefdatum. Gaat het mogelijk lang duren, stel dan tussen-termijnen.
  • Heb je niet alle kennis, het geld en de middelen in huis? Zoek hulp bij collega melkveehouders of of erfbetreders.
  • Een langere levensduur levert geld op en maatregelen zijn geen kostenpost maar rendabele investeringen.
  • Bespreek de doelen en de maatregelen met iedereen die bij de bedrijfsvoering is betrokken.
  • Zorg dat erfbetreders hun adviezen afstemmen op jouw doelen en maatregelen. Accepteer geen “nee” of “het kan niet”.

Bedenk maatregelen en voer ze uit.

De tweede stap is het bedenken van de juiste maatregelen op basis van het KBL-principe en het doorvoeren. Het kan gaan om voedingsmaatregelen, behandelen, registreren, een aanpassing in de stal, waarnemen in de stal, een werkroutine, de stierkeuze of het gebruik van een protocol. Het hoeft niet ingewikkeld te zijn als het maar doelmatig is. Vraag de erfbetreders om ondersteuning. In hoofdstuk 3 komen we terug op de arbeid die daarbij vaak als een knelpunt wordt ervaren.

Aandachtspunten en tips bij de maatregelen

  • Gebruikt eerst de KBL-analyse om de oorzaken de mogelijke maatregelen in beeld te krijgen.
  • Probeer de maatregelen zoveel mogelijk in te passen in de bestaande werkroutines zodat de extra tijd beperkt blijft. Kijk daarvoor in hfdst. 3.
  • Combineer maatregelen zoveel mogelijk. Voer bepaalde controles uit tijdens het melken, tijdens het schoonmaken van de boxen etc. Dat bespaart tijd.
  • Werk met protocollen, zeker als ook anderen het werk doen, maar maak het niet te ingewikkeld en tijdrovend.
  • Wees consistent en consequent: werk altijd op dezelfde manier en op het juiste moment.
  • Laat je niet verleiden om af te wijken onder tijdsdruk of omdat je denkt dat het die ene keer niet zo’n vaart zal lopen.
  • Laat je niet afleiden door adviezen waar je niet om hebt gevraagd en niet zijn afgestemd op jouw doelen.
  • Blijf kritisch en volg niet blind elk advies op. Vraag garanties bij aangeprezen maatregelen. Raadpleeg collega’s over hun ervaringen.
  • Stem als erfbetreder je producten en adviezen zo goed mogelijk af op de doelen en de werkwijze van de melkveehouder.

Koppel tussentijds de resultaten terug

De derde stap is een belangrijke: het meten van de resultaten. Zonder (tussentijds) resultaten te meten heb je geen idee of je op de goede weg zit. In het doel staat wat er moet worden gemeten. Soms is het handig om aan de hand van tussendoelen na te gaan of het goed verloopt. Dan kun je tijdig ingrijpen als iets niet gaat zoals je wilt. Voor de controle moet je bepaalde momenten kiezen waarop ook verwacht mag worden dat resultaten meetbaar zijn.

Aandachtspunten en tips bij de terugkoppeling van de resultaten

  • Zorg voor een goede registratie van de problemen, de maatregelen en resultaten.
  • Gebruik bij de verschillende doelen de juiste kengetallen. Een hoge BSK bijvoorbeeld zegt niets over de gezondheid.
  • Gebruik zo mogelijk de informatie uit je managementprogramma die bij de SMART doelen past zoals celgetal, gemiddelde leeftijd, attenties voor ketose en pensverzuring, droogstandsevaluatie, gevallen en behandeling van mastitis en klauwen etc.
  • Kijk niet alleen naar het eindresultaat maar ook naar de tussentijdse resultaten om zo nodig op tijd bij te kunnen stellen.
  • Lijkt het erop dat de doelen niet bereikt worden, zoek dan naar de oorzaak en laat het niet op zijn beloop.
  • Pas de doelen pas aan als blijkt dat niet jouw inzet het breekpunt is, maar je doelen te hoog gegrepen zijn.
  • Stel de juiste prioriteiten. Sommige maatregelen zijn pas zinvol als andere al zijn genomen.

Plan je vervolgstappen

De vierde stap is bedoeld om na het doorvoeren van maatregelen na te gaan of het wat heeft opgeleverd. Het kan de laatste zijn als het doel is bereikt, maar ook een tussenstap in het continue cirkelproces. Omdat je het resultaat vast wilt houden is het goed om na te gaan of je daarvoor nog bepaalde maatregelen zou kunnen nemen zoals het integreren in de bedrijfsvoering. Het moet niet iets “bijzonders” zijn waar extra tijd en aandacht voor nodig is. Het moet gewoon worden, een onderdeel van je routines. Resultaat geeft vanzelf voldoening en werkplezier.

Aandachtspunten en tips bij de vervolgstappen

  • In feite werk je in een soort continu cyclisch proces dat zich blijft herhalen.
  • Is het doel bereikt, houd dan de cyclus in stand door hem op te nemen in de werkroutines.
  • Ook de periodieke MPR is onderdeel van de cyclus. Kijk telkens even naar de kengetallen die met je doelen en maatregelen te maken hebben zoals BSK, de leeftijd, de signaleringen, droogstandsevaluatie,  etc.
  • Laat een ander, zoals een collega of erfbetreder, eens naar je plannen en de resultaten kijken. Dat kan je extra informatie opleveren en een stimulans voor beide zijn.
  • Je hoeft niet persé te wachten tot je lid van een studieclub bent, er zijn genoeg collega’s en erfbetreders met wie je aan de slag kunt.

Sommige maatregelen kunnen niet effectief zijn omdat iets anders tegenwerkt. Te weinig comfort, beschadigingen aan hakken en benen, teveel staan in de boxen, daar kan geen fokkerij tegenop. Een stierkeuze voor minder klauw- en beenproblemen levert te weinig op als de rest niet in orde is. Neem de maatregelen in de juiste volgorde.