Mineralen en spoorelementen

Mineralen en spoorelementen zijn essentieel voor de ontwikkeling van het jongvee. Ze fungeren als bouwstof zoals calcium en fosfor voor skelet en klauwen, ijzer als onderdeel van de bloedcellen, kobalt voor de productie van het zeer belangrijke vitamine B12, koper voor de vruchtbaarheid en de natuurlijke weerstand. Meerdere mineralen en spoorelementen zijn essentieel voor de kwaliteit van de klauwen, de keratineproductie en voor de productie en werking van enzymen. De dieren verliezen mineralen en spoorelementen via de mest, de urine, haren, hoorn, huid en zweet. Ook al zou de opname aan mineralen zeer laag zijn, dan nog is er een verlies. Kortom, mineralen en spoorelementen moeten onder alle omstandigheden worden aangevuld willen ze op het juiste niveau kunnen blijven.

Vereenvoudigde weergave van het verband tussen de voorziening van mineralen en spoorelementen en de prestaties van het die (groei/ontwikkeling/gezondheid/productie). Het traject voor een optimale voorziening (de breedte van het blauwe vlak) is niet altijd even groot. Een overmaat is negatief voor de prestaties, maar het moment en het niveau waarop dat het geval is, verschilt per mineraal of spoorelement en per leeftijdscategorie.

Mineralen en spoorelementen kunnen elkaar beïnvloeden. Een overmaat van het ene mineraal kan de werking van het andere verminderen. Dat kan zowel tijdens de opname als in het lichaam bij specifieke functies. Sommige mineralen of spoorelementen hebben alleen een goede werking juist in combinatie met een ander zoals bijvoorbeeld calcium en fosfor. In de figuur een voorbeeld van interacties tussen calcium (Ca) en zink (Zn) en de overige mineralen en spoorelementen. De dikke lijn geeft een sterke interactie weer, de dunne lijn een minder sterke. Door mineralen en spoorelementen te beschermen, zoals bij organisch gebonden mineralen, kunnen de interacties worden verminderd. In §5.9 wordt daar verder op ingegaan.

Tabel hieronder. Overzicht van de normen voor jongvee van de belangrijkste mineralen en spoorelementen (Bron: CVB handleiding mineralenvoorziening rundvee, schapen, geiten 2005).

Aandachtspunten en tips

  • Geef droge koeien de juiste mineralen en spoorelementen om voldoende door te kunnen geven aan het kalf en om zelf ook nog voldoende over te houden als ze aan de melk komen.
  • Met name in de droogstand, als geen of nauwelijks krachtvoer wordt gevoerd, kan de opname te laag zijn voor zowel de koe als voor een goede voorziening van het kalf via de biest.
  • Als de voorziening van mineralen en spoorelementen voor het melkvee voldoende is geweest, krijgt het kalf voor de eerste maanden doorgaans voldoende
    mineralen mee via de biest.
  • Een belangrijk deel van de mineralen komt via de (poeder-)melk en de kalverkorrel. Voer de juiste hoeveelheid.
  • Na het spenen kan de opname te laag worden, zeker als ze geen krachtvoer meer krijgen. Voer kalverkorrel tot minimaal 6 maanden en laat het rantsoen
    ook op mineralen doorrekenen.
  • Vanaf 4 tot 6 maanden neemt het belang van een goede voorziening van specifieke mineralen bij het jongvee verder toe.
  • Als u de voorziening niet goed kunt sturen via de voeding, voer dan altijd jongveemineralen bij.