Gevolgen voor de gezondheidkosten

Op het gemiddelde bedrijf zijn gezondheidsproblemen de belangrijkste reden van afvoer. Toch geeft minder gedwongen afvoer niet altijd lagere gezondheidskosten omdat ook preventieve maatregelen worden genomen ter voorkoming van problemen en dat kan het duurder maken. Onder optimale omstandigheden hebben koeien weinig gezondheidsproblemen en kunnen langer meegaan en dan zien we vaak lagere gezondheidskosten. Waar komen verschillen vandaan:

  • Preventieve entprogramma’s die vaak niet zijn ingevoerd vanwege de levensduur maar kosten wel geld;
  • Periodieke bedrijfsbezoeken van de dierenarts, los van de levensduur, werken vaak ook preventief en dat maakt het niet persé duurder als alle baten worden meegerekend;
  • Maatregelen als onderdeel van de dagelijkse werkzaamheden zoals hygiënemaatregelen en een optimale voeding voorkomen allerlei problemen en kunnen daarom deels ook gezien worden als gezondheidsmaatregelen en leveren meer op dan ze kosten.

Bepaalde maatregelen die wel degelijk effect hebben op de gezondheid worden niet als kostenpost opgenomen. Extra maatregelen om de levensduur te verlengen lijken dan in verhouding duur maar dat is schijn. Een verkenning van Valacon in 2010 onder ca. 60 bedrijven wees uit dat de dierenartskosten uiteen liepen van 56 eurocent tot 2,13 euro per 100 kg melk. De hoogte van het bedrag had geen enkele relatie met de levensduur. Een groot deel van de onderzochte bedrijven had ook maatregelen getroffen die niet als gezondheidsmaatregelen werden bestempeld maar wel direct en indirect gevolgen hadden voor de gezondheid en de levensduur. Soms werden de koeien langer op het bedrijf gehouden met behulp van extra medicijnen. Deels preventief zoals droogzetters met antibiotica. Toch is sinds de sterke vermindering van het antibioticumgebruik geen verslechtering van de levensduur opgetreden, een teken dat het gebruik deels overbodig was. Sommige bedrijven hebben lagere gezondheidskosten omdat ze vermeende probleemkoeien meteen afvoeren.

We kunnen zeker niet stellen dat de gezondheidskosten toenemen bij een langere levensduur. Maar het lijkt er wel op dat de plaats van de medicijnen is ingenomen door andere maatregelen. Die komen vaak niet als gezondheidskosten in de boeken terwijl ze dat toch wel zijn.

Gezondheid en productiederving: het verborgen rendement

Gezondheidsproblemen zorgen voor productiederving. Er is extra energie nodig voor afweer en herstel en daarvoor moet op productie ingeleverd worden. De productiederving kan flink oplopen en is een van de belangrijkste schadeposten van een niet-duurzame veestapel. Het wordt ook wel verborgen rendement genoemd. Een hoog tankcelgetal bijvoorbeeld kan tot wel 10% van de melkproductie kosten. Klauwproblemen verlagen de melkproductie met gemiddeld 8% per geval en melkziekte met 10%. Er is altijd wel sprake van productiederving, hoe laag ook, en in de praktijk kan die toch wel flink wat geld kosten.

In de tabel een voorbeeld van een aantal verbeteringen op een melkveebedrijf en de resultaten voor levensduur, levensproductie en economie. Onderdeel van het economisch resultaat is de verminderde melkderving. Voor een bedrijf met 100 stuks melkvee met een lage gemiddelde leeftijd vanwege gezondheidsproblemen, is de derving al gauw 50.000 kg melk en een vermindering met 30.000 kg door duurzaamheidsmaatregelen is in de praktijk goed haalbaar. De economische effecten zijn dus aanzienlijk. Voor de economische berekeningen in de tabel is uitgegaan van de meerjarige voortschrijdend gemiddelde melk- en voerprijzen  (Bron: RFC, WUR, Valacon, 2019). De gemiddelde leeftijd is door diverse gezondheidsmaatregelen met een jaar toegenomen. Door de betere gezondheid, de lagere melkderving en minder stuks jongvee is het levenssaldo, dat wat een koe netto heeft opgeleverd, met enkele duizenden euro’s gestegen. Omgerekend per levensjaar hebben de koeien bij afvoer ruim €360,- meer opgebracht.

In de praktijk blijken sommige maatregelen in de stal te zorgen voor een hogere productie per koe:

  • Meer ligcomfort;
  • Meer stalruimte met bredere gangen;
  • Voldoende drinkpunten;
  • Een lagere stalbezetting;
  • Voldoende voerplaatsen;
  • Maatregelen tegen hittestress;
  • Hygiënemaatregelen.

Sinds de fosfaatregelgeving in 2018 is er vaker onderbezetting in de stal en dat heeft zichtbaar tot betere resultaten geleid. De genetische aanleg komt beter tot zijn recht.