De gevolgen voor melkproductie en efficiëntie

Een van de belangrijke economische gevolgen van levensduurverlenging is de hogere melkproductie. De topproductie van een koe ligt gemiddeld in de 5e lactatie, de volwassen productieve leeftijd. Bij een vroegrijpere koe die op 24 maanden afkalft begint de productie op ca. 83% van de volwassen productie. Bij een laatrijpere koe die op 24 maanden afkalft begint de productie op ca. 75% van de volwassen productie. In de loop van de afgelopen decennia zijn de vaarzen door de strenge selectie op productie en een snellere jeugdgroei vroegrijper geworden. Het bijeffect is dat daarmee de gezondheid en levensduur onder druk komen te staan. Anders gezegd, het kost bij een hogere productie meer om de levensduur te verlengen. In de praktijk zien we wel grote verschillen. In de figuur rechts is schematisch het verloop weergegeven van de productie per lactaties in procenten van de topproductie. Dat kan per individuele koe afwijken, afhankelijk van de genetische aanleg, de opfok en de omstandigheden.

Efficiëntie en voerkosten

In de tabel rechts ter illustratie een rekenvoorbeeld van de gevolgen van een levensduurverlenging met een jaar. Omdat de productie stijgt met de leeftijd en omdat er minder vaarzen en tweede kalfskoeien zijn die nog doorgroeien, ligt de efficiëntie van de veestapel op een hoger niveau. Indirect dragen een betere gezondheid en vruchtbaarheid daar via de verlaagde melkderving aan bij. Vaarzen en tweede kalfskoeien gebruiken een deel van het voer niet voor productie en dat is dus minder efficiënt. Natuurlijk is een goede doorontwikkeling voor een vaars belangrijk, maar op koppelniveau kan het, afhankelijk van het aantal vaarzen, behoorlijk schelen.  Daarom is het van belang dat de pinken voldoende ontwikkeld zijn wanneer ze de eerste keer afkalven. Beter iets meer tijd voor de opfok dan gedurende een of twee lactaties een lagere efficiëntie.
Hoewel bij het toenemen van de productie de voerkosten stijgen, wordt de voerefficiëntie per saldo gunstiger. In de tabel rechts is ter illustratie een berekening weergegeven van een bedrijf dat de gemiddelde levensduur verlengt met een jaar. De voerkosten en de melkopbrengsten zijn berekend op basis van de rollend jaargemiddelde prijzen van VEM en DVE. De voerkosten kunnen overigens afhankelijk van de (ruw)voerkosten op het eigen bedrijf sterk variëren. Bovendien wordt de efficiëntie beïnvloed door de bedrijfsomstandigheden en die invloed kan aanzienlijk zijn. Wat laat de berekening zien?

  • Als gevolg van maatregelen voor een betere gezondheid en levensduur stijgt de productie met 330 kg per koe. Om een productie van 9.500 kg melk te bereiken zou er via de fokkerij nog 170 kg bij moeten komen.
  • Het voer dat niet nodig is voor de herstel en afweer kan worden gebruikt voor de productie. De voerkosten stijgen daarom minder dan de melkproductie en dat levert ruim 2,27% efficiëntieverbetering op.
  • Omdat de gehaltes in de berekening gelijk zijn gehouden nemen de (economische) efficiënties van zowel het VEM- als van het DVE-verbruik toe.

In de tabel rechts is weergegeven wat de gemiddelde voerefficiëntie is van vaarzen en oudere koeien. De voerefficiëntie is niet alleen afhankelijk van de hoogte van de productie en de lichaamsgroei, maar ook van de hoeveel gederfde melk als gevolg problemen. Hoe optimaler de omstandigheden, de zorg en de voeding van jongvee en melkvee, hoe efficiënter ze produceren. Daarnaast is dat ook afhankelijk van type, ras, productie, persistentie, het aantal dagen in lactatie, gezondheidstoestand, vruchtbaarheid. Maar in zijn algemeenheid geldt dat als de gemiddelde leeftijd van de koeien toeneemt, de efficiëntie verbetert.

Informatie op de koekaart

In welke lactatie een koe aan de top komt is sterk afhankelijk van de genetische aanleg. Ter illustratie twee sterk uiteenlopende voorbeelden. In de figuur links een uitsnede uit de koekaart van een vroegrijpe koe die in de 4e lactatie aan de top is en die in ca. 2600 dagen 100-tonner werd (38,4 kg melk/dag en 2,79 kg V+E/dag). In de figuur rechts een zeer laatrijpe koe die in de 9e lactatie aan de top is en die in 4.684 dagen 117.220 kg melk heeft geproduceerd met flink hogere gehaltes (25,0 kg/dag en 2,20 kg V+E/dag)  en met een totale productie vet+eiwit van 10.314 kg . Omgerekend per dag is de laatrijpe koe economisch minder aantrekkelijk. Hoewel de kosten voor gezondheid en opfok per kg melk zeer laag zullen zijn. Maar dat maakt het verschil niet goed. Merk op dat de LW ruim boven het stalgemiddelde ligt, dus voor het bedrijf zelf economisch gezien een prima koe.

Aandachtspunten en tips:

  • Gemiddeld komen koeien in de vijfde lactatie aan de top van hun productie. De verschillen tussen koeien kunnen groot zijn, afhankelijk van de genetische aanleg.
  • Met meer oudere koeien in het koppel stijgt de voerefficiëntie. De voerkosten per kg melk dalen.
  • Laatrijpere koeien hebben het voordeel dat ze makkelijker ouder worden. Laatrijpheid is het sterkst gecorreleerde kenmerk met levensduur.
  • Vroegrijpere koeien kunnen economisch voordeel hebben omdat ze in dezelfde tijd meer produceren. Rekenen we overige kosten mee, zoals de opfokkosten en gezondheidskosten, dan wordt het economisch verschil kleiner. Het zijn de uiteindelijke verschillen in de levensduur in combinatie met de hoogte van de productie die bepalen wat het meest efficiënt is.
  • Fok je bij voorkeur op wat meer vroegrijpheid, neem dan ook de persistentie op in het fokdoel. Persistentie is na laatrijpheid het sterkst gecorreleerde kenmerk met levensduur.
  • Fok je bij voorkeur op een (nog) hogere productie bedenk dan dat andere kenmerken, zoals de gezondheid en de vruchtbaarheid, onder druk komen te staan. Meer aandacht voor productie betekent dus ook meer aandacht voor de koe zelf.