Van insemineren tot afkalven

Vaak wordt gedacht dat de voeding in de laatste fase van de opfok minder belangrijk is omdat de pinken geen hoge eisen stellen. Het tegendeel is waar. Drie aspecten zijn van belang:

  • De energiebehoefte om de groei op het goede niveau te houden;
  • De eiwitvoorziening voor de ontwikkeling van het spierweefsel en het skelet;
  • De eiwitvoorziening voor de ontwikkeling van het embryo;
  • De mineralenvoorziening voor gezondheid, weerstand en vruchtbaarheid van de pink en het embryo.

Na de periode met een snelle ontwikkeling en groei van het kalf tot in de pubertijd, vlakt de groeisnelheid af tot aan de inseminatieleeftijd om daarna geleidelijk verder af te nemen. Een lagere groeisnelheid is nodig voor een gelijkmatige gewichtstoename en om vervetting te voorkomen. Naarmate de voorziening van VEM en RE voor insemineren beter is, is de kans op vervetting na insemineren kleiner. Als de groei en ontwikkeling vóór insemineren in balans zijn, dan kan een wat ruimere energievoorziening na insemineren weinig kwaad, maar het blijft wel opletten. Bij een te ruime conditie kalven ze vaak moeilijk af en dat kan de voeropname en de gezondheid na kalven negatief beïnvloeden. Ook de kans op leverschade neemt toe. Bij pinken die eerder al te vet zijn geweest, zal het een stuk lastiger zijn om de conditie na insemineren onder controle te houden. Een te schraal rantsoen na insemineren leidt juist tot een te weinig ontwikkelde pink met een te lage conditie (<3) bij kalven en een onvoldoende ontwikkeld kalf met een te laag geboortegewicht.

Zorg ook na insemineren voor de juiste voeding om de pinken in de juiste conditie te houden. Dat kan jou en je vee een hoop ellende besparen. Bovendien levert het extra melk en tijdwinst op.

Worden de pinken geweid, let er dan op dat ze niet terugvallen in conditie. Voer ze eventueel bij in de overgangsperiode. Houd je ze binnen, let er dan op dat ze niet te vet worden. Zorg in alle gevallen voor een goede mineralenvoorziening.

Tabel rechts. Voorbeeld van een voer- en groeischema voor jongvee (exclusief vrucht). Gearceerd de periode rond insemineren en de transitie (Bron: Schothorst Feed Research).

Aandachtspunten en tips

  • Stuur aan op een conditiescore van 3 in de periode na insemineren. Beter iets te laag dan te hoog;
  • Controleer regelmatig de groei en de conditie en stuur zo nodig bij. De standaard groeicurve is daarbij een goede leidraad, maar houd rekening met verschillen in ras en type;
  • Maak de groepen niet te groot om goed bij te kunnen sturen en zorg dat alle kalveren een vreetplaats hebben. Laat het rantsoen regelmatig doorrekenen;
  • Het gewicht van de vaarzen na kalven moet bij voorkeur ongeveer 85% (± 570 kg bij HF) van het volwassen gewicht bedragen. Let op: de groei per dag na insemineren kan wel 60% minder worden wat de gewichtstoename afvlakt;
  • De kruishoogte bij kalven moet 95% (± 142 cm bij HF) van de volwassen kruishoogte bedragen. Let op: de hoogtemaat kan sterk verschillen per type
    koe door fokkerij- en rasinvloeden;
  • Vaarzen die de hoogtemaat en het gewicht niet halen op het moment van kalven hebben doorgaans een lagere productie.