Heb je het fokdoel vastgesteld, dan komt het aan op het vinden van de juiste stier. Het aanbod aan stieren is groot maar veel stieren combineren niet datgene wat je zou willen, zeker niet als je een hoge betrouwbaarheid wilt. Je moet dus keuzes maken en prioriteiten stellen. Met een helder fokdoel wordt het wel gemakkelijker. Daarbij is het belangrijk dat je niet teveel aspecten meeneemt in het fokdoel omdat het dan alleen maar lastiger wordt en de resultaten onzekerder. We gaan ook kort in op enkele hulpmiddelen die je kunt gebruiken voor de stierkeuze en presenteren een blauwdruk.

Doelgericht fokken: maak je eigen blauwdruk
Kies de juiste strategie
Het uitgangspunt bij het fokken voor gezondheid en levensduur zijn de problemen met een genetische achtergrond die de levensduur beperken en de kenmerken die de levensduur juist verbeteren. Op welke punten moet een stier iets toevoegen aan de koeien en welke kenmerken mogen door de stierkeuze juist niet minder worden. Dat vraagt wel een goede registratie van de afvoerredenen, hun oorzaken en inzicht in hoeverre die erfelijk bepaald zijn. De stierkeuze wordt daarnaast ook bepaald door waar je op het bedrijf naartoe wilt met de fokkerij; welk type koe past het beste bij het bedrijf?
Schematische weergave voor een strategie
In de figuur rechts is een strategie uitgewerkt voor een bedrijfsaanpak.
- Welke problemen wilt je oplossen om de levensduur te verlengen?
- Waardoor worden ze veroorzaakt: door de genetica (K), door fouten in de bedrijfsvoering (B), door problemen bij de huisvesting/leefomgeving (L) of een combinatie daarvan?
- Problemen die ook een genetische achtergrond hebben kun je beïnvloeden met selecteren en fokken.
- Welke koeien wil je gebruiken voor de aanfok omdat ze de problemen niet hebben of problemen die gemakkelijk te corrigeren zijn?
- Welke stieren ga je gebruiken om de erfelijke tekortkomingen te corrigeren en tegelijkertijd de goede kenmerken te behouden?
- Realiseer je dat de fokkerij-inspanningen pas goed tot hun recht kunnen komen als de andere factoren in orde zijn. Anders is het jammer van de tijd en moeite.

En blauwdruk voor de stierkeuze
Om de stierkeuze wat eenvoudiger en doelgerichter te maken hebben we in samenspraak met fokkerijspecialisten en enkele melkveehouders met veel honderdtonners een blauwdruk voor de stierkeuze ontwikkeld. Het is een soort raamwerk met als uitgangspunt de basale kenmerken die gecorreleerd zijn met de gezondheid en levensduur (zie ook § 6.2).
Focus niet op een hoge productie maar vooral op gehaltes
Een te lage productie wordt gezien als een belangrijke (economische) reden voor afvoer en ze wordt relatief zwaar ingewogen in de indexen. Toch zien we in de praktijk dat weinig koeien om die reden echt worden afgevoerd. Het gaat dan vaak om een vaars die niet goed aan de melk wil komen, maar soms is het omdat ze erg laatrijp is en rustig opstart. Als ze ouder worden produceren ze meer en dat is dus geen reden om ze af te voeren. Verhogen van de productie vermindert de kans op een lange levensduur omdat de koe daar metabolisch zwaarder door wordt belast. Wil je de productie toch verhogen, combineer dat dan met enkele andere kenmerken die de koe kunnen ondersteunen. Gehaltes in de melk verhogen de melkprijs en de koeien worden fysiologisch minder belast. Gehaltes zijn de belangrijkste economisch dragers en gemiddeld gesproken dalen de gehaltes bij een toenemende productie.
Fok op persistentie
Persistentie zorg voor minder productiepieken en geeft een vlakkere lactatiecurve. Dat zorgt bij de juiste voeding vaak voor meer melk, met name in de tweede helft van de lactatie. Minder hoge pieken kunnen de negatieve energiebalans verminderen. De NEB is de achtergrond van veel transitieproblemen en die zijn voor 70% verantwoordelijk voor de gedwongen afvoer. Hoe hoger de productie belangrijker persistentie is voor de gezondheid en vruchtbaarheid in de transitieperiode. Bij een vlakkere lactatiecurve kan de tussenkalftijd langer zijn wat goed is voor de gezondheid en de levensduur.
Voorkom vroegrijpe vaarzen
Voortdurend fokken op een hogere productie geeft vroegrijpheid. Vroegrijpheid betekent in de fokkerij dat vaarzen een relatief hoge productie hebben vergeleken met de navolgende lactaties. Een normale vaars produceert ca. 75% van wat ze op haar volwassen leeftijd produceert, een vroegrijpe vaars wel tot meer dan 83%. Dat belast de vaars zwaarder omdat ze ook nog moet doorontwikkelen, het geeft haar meer metabole stress en zorgt ervoor dat ze sneller slijt. En ook haar nakomelingen kunnen daar meerdere generaties last van hebben. Om dat te voorkomen is fokken op laatrijpheid belangrijk omdat laatrijpheid positief gecorreleerd is met de levensduur. Bij koeien met een relatief lage productie is laatrijpheid minder geschikt omdat ze dan te sterk achterblijven. De noodzaak is er ook niet echt.
Zorg voor goede en gezonde klauwen en benen, een goede en gezonde uier en een goede vruchtbaarheid
Klauwgezondheid, uiergezondheid en vruchtbaarheid zijn nog steeds de drie belangrijkste reden voor gedwongen afvoer en verdienen daarom voldoende aandacht. Ze bepalen de levensduur en leveren meer op dan de fokwaarde levensduur die relatief onbetrouwbaar is. Ondanks de relatief lage erfelijkheidsgraden kunnen met consequent fokken over meerdere generaties zeker goede resultaten worden bereikt. Gecombineerd met een integrale aanpak volgens het KBL-principe wordt daarmee een goede basis voor levensduur gelegd.
Werk met betrouwbare stieren
Met de betrouwbaarheid van stieren wordt bedoeld de betrouwbaarheid van de fokwaarden. Dat is een percentage dat iets zegt over de zekerheid van de voorspelde genetische aanleg. Hoe hoger het percentage hoe zekerder de voorspelling. Naarmate er meer informatie beschikbaar komt uit DNA-profielen en dochterinformatie, wordt de betrouwbaarheid hoger en is de kans kleiner dat d fokwaarde nog verandert. Bij een hoge betrouwbaarheid benadert de schatting de werkelijke genetische aanleg. Hoe hoog die is, daar zegt de betrouwbaarheid niets over. Die is gebaseerd op andere informatie. Wat belangrijk is te beseffen dat een hoge betrouwbaarheid dus alleen aangeeft dat er voldoende dochters op voldoende verschillende bedrijven zijn beoordeeld. De gemeten spreiding in de resultaten bij de dochters heeft daar niets mee van doen. Bij genoomfokwaarden zijn er geen dochters en is de betrouwbaarheid het laagst. Een hoge betrouwbaarheid van de fokwaarden en andere informatie is belangrijk om kans op tegenvallers te verminderen.
Bewaak de genetische diversiteit
De fokkerij heeft in de afgelopen decennia door de toegenomen verwantschapsgraad de genetische diversiteit sterk verminderd en dat vergroot de kans op negatieve gevolgen voor gezondheid en vruchtbaarheid. De kans op inteelt en inteeltdepressies neemt daarmee toe. De hoge verwantschapsgraad anno 2025 van soms meer dan 14% wordt als zorgelijk gezien. Omdat steeds meer stieren sterk verwant zijn is het niet eenvoudig niet-verwante stieren te vinden. Maak voor het doorbreken desnoods een “uitstap” naar andere bloedlijnen of rassen.
Zorg voor balans in de bouw
Een koe moet vele malen gaan liggen en opstaan en in en uit de ligboxen stappen, veel afstand afleggen op betonnen vloeren, naar het voerhek gaan, koppelgenoten ontwijken, bestand zijn tegen het besprongen worden, lang staan en wachten enzovoort. Of ze dat gedurende een lange levensduur vol kan houden wordt voor een heel groot deel bepaald door hoe ze is gebouwd en hoe het lichaam functioneert en wat het aankan. Een goede balans in de bouw is zeer belangrijk voor het goed functioneren. Gebreken lijden tot ongemakken, een snelle slijtage en meer afvoer. Koeien met een gebalanceerde bouw blijken gemiddeld drie maanden langer in productie te blijven met een ca. 4.500 kg hogere levensproductie. Met uitschieters tot meer dan twee lactaties. Het gaat ze allemaal gemakkelijker af.
Let op de hoogtemaat
De hoogtemaat is sterk gecorreleerd met de melkproductie en is de afgelopen jaren steeds verder toegenomen. Beide correleren negatief met de levensduur. Met de periodieke bijstelling van de basisfokwaarden wordt ook de hoogtemaat weer “teruggezet” naar 100. Dat betekent dat periodiek de toegenomen hoogtemaat de nieuwe standaard wordt. Melkveehouders zijn terughoudend in het gebruik van lagere fokwaarden dan 100, maar voor hoogtemaat zou dat eigenlijk wel moeten. Te grote koeien ervaren ongemak in de stal.
Blijf consequent in de selectie en stierkeuze
Voor de selectie van pinken en koeien voor de aanfok moet je dezelfde criteria gebruiken als bij de stierkeuze anders werkt dat het bereiken van je doelen tegen. De koe is net zo belangrijk als de stier. Blijf vasthouden aan het doel als je daadwerkelijk genetische vooruitgang wilt boeken. Realiseer je ook dat de meeste fokwaarden een lage erfelijkheidsgraad hebben en langdurig consequent fokken pas echt resultaat oplevert. Laat je niet verleiden door het gebruik van stieren die op basis van andere fokdoelen zijn geselecteerd. Het kunnen dan wel zogenaamde toppers zijn, maar misschien helemaal niet voor jouw bedrijf.
Zoek de juiste balans in vorm en functie
Voor de levensduurverlenging is het belangrijk dat de bovenstaande aspecten gebalanceerd worden gecombineerd. Vraag je bij alles af hoeveel nadruk er op moet liggen, hoe belangrijk het is. Het gebruik van de fokwaarde voor levensduur is niet nodig want daar zorgen de bovenstaande kenmerken voor. Bovendien is de fokwaarde levensduur niet erg betrouwbaar. De keuze hangt af van de koe: hoe kun je de kans op problemen verkleinen. Gebruik je daarnaast de aAa-methode, stel dan eerst vast wat de hoogste prioriteit heeft: de juiste code voor een passende paring of andere fokwaarden. Dat geldt ook voor stieren die niet alles combineren. Je zult dan keuzes moeten maken aan de hand van de situatie in de stal. Het is niet zo dat je bij het gebruik van de aAa-methode minder serieus met de fokwaarden om kunt gaan. De fokwaarden zorgen voor de genetische aanleg van de prestaties (functies) en de aAa-methode voor een goede balans om dat aan te kunnen (vorm).
Niet de stier bepaalt of hij goed is, maar de koe waarmee hij paart.
De bestaande veestapel is het uitgangspunt voor de fokkerij. Die moet voldoen aan een aantal eisen voor productie, gezondheid en levensduur. Aan de koe zie je wat je hebt: wat je wilt behouden en wat je wilt verbeteren. En daar zoek je de juiste stier bij. Voor de praktische melkveehouder is het daarom helemaal niet interessant om telkens succes na te jagen met de nieuwste topstieren. Als je geen rekening houdt met de koeien in het koppel, dan brengt een stier onvoldoende verbetering want de koe bepaalt welke stier het beste bij haar past, niet de stier. En hoe betrouwbaarder de informatie over de stier is en hoe beter de keuze is afgestemd op het doel, hoe groter de kans op succes.

Wat zijn aanhoudingscijfers en hoe kun je die gebruiken? Lees er meer over in deze VERDIEPINGSPAGINA

Met een eigen stier die een goede afstamming heeft, kun je veel bereiken. Vaak is die onbetrouwbaar en de meer zekerheid kun je krijgen met een zelf gefokte stier uit een koe van een van je duurzame koefamilies of een stier die zich heeft bewezen. Aankopen van een stier zonder de achtergrond goed te kennen is riskant. Bovendien krijg je in de handel nooit de beste stier, die is vaak al gecontracteerd door een KI-organisatie. Vraag er de informatie van de ouders bij.

Het gebruik van proefstieren of stieren op basis van genomic selection brengt onzekerheid met zich mee. Bij de overerving speelt toeval een grote rol. Voor fokkers is het een uitdaging om op basis van genomic selection perspectiefvolle stieren te fokken waarbij de informatie van de voorouders belangrijk is. Voor de praktische melkveehouder is het niet de aangewezen weg om met zekerheid vooruitgang te boeken.
Hulpmiddelen bij de stierkeuze
Er is veel informatie beschikbaar over de stieren. Of je nu een paringsprogramma gebruikt, met adviseurs werkt, de gangbare stierkaart, de TIP-lijst van de NVO of de aAa-methode gebruikt, het blijft belangrijk dat je het fokdoel duidelijk hebt omschreven en dat je je daar aan houdt. Een fokkerijadviseur is er niet voor om jouw fokdoel te bepalen maar om je te helpen jouw fokdoel te realiseren. In alle gevallen gaat het erom vast te houden aan de fokdoelen en betrouwbare informatie te gebruiken, want het kan anders tot verkeerde keuzes leiden. Een voorbeeld daarvan is de stier Lendor die op basis van de genomics fokwaarden (2019) goed zou scoren. Door het ontbreken van dochterinformatie in 2019 is de betrouwbaarheid van de kenmerken in eerste instantie laag. De verwantschapsgraad van deze stier is met 13% zeer hoog en dat vormt een risico voor de genetische diversiteit. In 2021 is de betrouwbaarheid toegenomen omdat er dochters aan de melk zijn. De verwachting voor vet is iets gestegen en voor eiwit iets gedaald. Omdat de productie tegenvalt zijn per saldo de kg vet en eiwit flink gedaald. De levensduur is gedaald van 859 naar 589 dagen. Dit is gemiddeld en door de spreiding kan het resultaat afwijken.
Een ander voorbeeld is Aurora Freeze (2019). Deze stier heeft zich ten opzichte van de genoomfokwaarden in de periode 2019 -2021 goed doorontwikkeld en de informatie betrouwbaarder is geworden. De gehaltes zijn nagenoeg hetzelfde gebleven, de productie is gestegen en daardoor ook de kg vet vet eiwit. De levensduur is gestegen van 617 naar 716 dagen. Het is een stier die op basis van de aanhoudingscijfers op nummer 1 op de lijst levensduur stond voor (aanhoudingsgetal 120, april 2020). Met 88% betrouwbaarheid zijn de verwachtingen goed uitkomen (aanhoudingsgetal 120 in december 2020), Bij stieren die een korte levensduur vererven zien we de sterkste afname in het aantal dochters in de 3e en 4e lactatie wat bij Aurora Freeze niet het geval was. De fokwaarden voor persistentie en laatrijpheid waren hoog en daarmee de verwachtingen voor levensduur. Ook gezien de goede fokwaarde vruchtbaarheid van 107. Ook de fokwaarde klauwgezondheid was met 104 goed. Het celgetal hield redelijk stand. Toch is de stier na de eerste generatie dochters uit productie genomen omdat hij volgens zijn genomische index niet zou voldoen. Maar hij blijkt een topper in levensduur. De vraag is dan of de manier waarop de levensduur beoordeeld wordt wel de juiste is. Als de correlaties van specifieke kenmerken worden vergeleken met de fokwaarde voor levensduur en met de aanhoudingsgetallen, dan blijken die veel beter te kloppen met het aanhoudingsgetal dan met de fokwaarde levensduur.
Gebruik van een ander ras
Op steeds meer bedrijven wordt de laatste jaren een ander ras dan Holstein gebruikt met als belangrijkste argument dat met inkruisen de problemen met de gezondheid, vruchtbaarheid en levensduur worden verholpen. Met inkruisen (crossbreeding) wordt bedoeld het paren van stieren en koeien uit verschillende foklijnen, rassen of populaties met als doel:
- Het inbouwen van genen van andere lijnen, rassen of populaties die een positieve invloed hebben op bepaalde kenmerken. Het verhoogt de genetische diversiteit en daarmee de aanleg voor gezondheid, vruchtbaarheid en levensduur.
- Het verminderen van de inteeltdepressie als gevolg van de verminderde genetische diversiteit en toegenomen inteelt. Daarover bestaat wereldwijd brede overeenstemming.
- Benutting van de heterosiseffecten als gevolg van de samenvoeging van verschillende genetische lijnen die een verbeterde prestatie bij de koeien laten zien. Er bestaan grote verschillen in heterosiseffecten bij de verschillende kenmerken. Het kan variëren van 0 tot 10% voor productie tot 25% voor vruchtbaarheid.
De veronderstelling is ook dat ze onder sobere omstandigheden beter kunnen functioneren dan Holstein koeien met hun hoge productie. Tot op zekere hoogte zijn andere rassen vaak wat sterker gebouwd. Maar ook bij deze rassen wordt steeds meer gericht gefokt op hogere producties waardoor de voordelen geleidelijk aan kunnen verdwijnen. Ook zal het niet zo zijn dat gebreken in de huisvesting en de bedrijfsvoering met het inkruisen zullen ‘verdwijnen’ .
Om het onderzoek naar de voordelen goed te kunnen beoordelen is het belangrijk om na te gaan of ze zijn uitgevoerd binnen een ras, tussen rassen, wat er is gemeten en welke economische uitgangspunten worden gehanteerd. Of wordt uitbetaald op melkvolume, op gehaltes of specifieke markten, dat kan veel uitmaken voor het uiteindelijke resultaat. In veel onderzoeken worden alleen verschillen in levensduur meegenomen, maar wordt levensduur niet als doel meegenomen. De lagere opfokkosten per kg melk bij een langere levensduur worden wel genoemd, maar van een integrale doorrekening van alle levensduureffecten is vaak geen sprake. Uit een groot Pools onderzoek bleek dat de levensduur na inkruisen juist korter was. Maar dat kan volgens de onderzoekers te maken hebben met de dubbeldoel-kwaliteiten van sommige rassen en dat koeien eerder verkocht werden of een lagere productie hadden.


Bij oudere koeien is de vruchtbaarheid steeds vaker een reden voor afvoer. Inkruisen heeft met name effect op de gezondheid en vruchtbaarheid. Of het effect heeft op de levensduur is van meer afhankelijk. Qua vruchtbaarheid doet Holstein het op de meeste punten minder dan Noors Roodbont en de kruislingen.

Aandachtspunten en tips
Bij de stierkeuze
- Hanteer bij de selectie van stieren voor belangrijke kenmerken geen fokwaarden lager dan 100 tenzij het juist goed is zoals bij de hoogtemaat;
- Bepaal de ondergrens van de fokwaarden. Zijn er fokwaarden waar je, als je een keuze moet maken, voor minder dan 100 kunt gaan zonder in de problemen te komen? Maar geef op gezondheidskenmerken nooit toe;
- Ga op basis van de informatie over de productieververving op de stierkaart na of de fokwaarden zich positief of negatief ontwikkelen in de volgende lactaties;
- Hoewel met extreme kenmerken soms gecorrigeerd kan worden, kunnen ze andere ongewenste extremen met zich meebrengen. Dus let goed op;
- Wil je gebruik maken van heterosis, bedenk dan dat het alleen zinvol is bij een consequent kruisingsprogramma. De veranderingen in het genenpatroon zijn groot en niet zomaar te herstellen. Verlies aan heterosis bij de tweede generatie ligt op de loer. Verlies aan melkproductie kan een nadeel zijn maar dat hoeft niet persé het geval te zijn bij een goed kruisingsprogramma;
- Voor sommige kenmerken kan heterosis gunstig zijn omdat de inteelt wordt verminderd, zoals voor de vruchtbaarheid en de weerstand, voor andere kan het juist een nadeel opleveren zoals voor de productie en de uniformiteit. Oriënteer je goed op de mogelijkheden en de gevolgen;
- Als je goede nakomelingen wilt van de koeien die zich hebben bewezen, gebruik dan ook een stier die zich heeft bewezen;
- Als je bij een groot koppel het aantal stieren beperkt wilt houden, dan duurt het vaak langer om je doelen te bereiken. Hoe langer je consequent op het doel selecteert en fokt, hoe minder stieren je nodig zult hebben om bij te sturen;
- Een goede balans in de bouw heeft altijd meerwaarde voor de levensduur;
- Maak een prioriteitenlijstje van je doelen waarmee je de stierkeuze gemakkelijker kunt maken.
Bij de hulpmiddelen
- Als je een paringsprogramma gebruikt, benut het dan de mogelijkheden van het programma volledig en gebruik ook andere beschikbare informatie. Realiseer je dat de meeste informatie commercieel gekleurd kan zijn;
- Mocht je gebruik maken van een paringsprogramma, wees dan extra duidelijk over wat je wilt en waar je de nadruk op wilt leggen. Voorkom dat je keuze wordt gestuurd door de commerciële belangen van de aanbieder;
- Wilt je fokken op uniformiteit, balans en typekenmerken, gebruik dan een methode die daarop is gericht, zoals de aAa-methode;
- Raadpleeg altijd ANNA: Altijd Navragen, Nooit Aannemen en zeg leveranciers die geen NIVEA te gebruiken: “Niet invullen voor een ander”. Met andere woorden, (be)oordeel zelf en kies zelf;
- Als je een stier fokt uit de eigen veestapel, fok dan een zoon uit je beste koefamilies die zich hebben bewezen. Gebruik een bewezen stiervader. Een misser heeft gevolgen voor de gehele veestapel!
- Koop niet zomaar een stier van een fokker als je niet zeker weet dat de stier goed bij je fokdoelen past. Ga op basis van informatie in de familie en vaders kant na welke kwaliteiten de stier kan vererven.
Bij inkruisen
- Kies niet uit “noodweer” voor een ander ras. Zoek eerst naar de reden waarom je koeien te vroeg moeten worden afgevoerd;
- Gemiddeld gesproken ligt de productie bij alle rassen lager dan bij de Holsteins maar soms kan met inkruisen toch productie-voordeel worden bereikt;
- Het is altijd goed om eens te kijken waar en waarom zich bij de Holsteins problemen voordoen en of die voorkomen kunnen worden met inkruisen. Ook bij inkruisen kunnen die terugkomen;
- Benut de heterosis optimaal. Zonder een planmatige aanpak is de vreugde van korte duur;
- De genetische diversiteit bij kruisen wordt groter en dat zie je in de stal. Kies daarom voor een maximale betrouwbaarheid van de fokwaarden. Dat geeft meer zekerheid.
Bronnen:
- Voor meer uitgebreide en gedetailleerde informatie over fokken kijk op https://wiki.groenkennisnet.nl/space/LFH
- Boelema, R., 2007 Planmatig Kruisen met Melkvee; De mogelijkheden van kostenreductie door het gebruik van niet Holstein melkrasstieren in de Nederlandse melkveehouderij
- Buckley, F. et al., 2014. Crossbreeding: implications for dairy cow fertility and survival.
- CRV https://www.cooperatie-crv.nl/downloads/fokwaarden/naslagwerken/achtergrond-documentatie/
- CRV https://www.cooperatie-crv.nl/fokwaarden/welke-invloed-genomics-op-stierfokwaarden/
- CRV https://www.cooperatie-crv.nl/downloads/fokwaarden/naslagwerken/aeu-blog/
- https://www.cooperatie-crv.nl/news/aeu-blog/
- Evans, R.D. et al. 2006. Trends in milk production, calving rate and survival of cows in 14 Irish dairy herds as a result of the introgression of Holstein-Friesian genes.
- Hansen, L., 2010. Consequences of selection for milk yield from a geneticist’s point of view
- Hazel, A., H. Heins en L. Anderson, 2019. 10-jaars vergelijkingsproef tussen Procross-en Holstein koeien op topbedrijven in Minnesota, VS. Procross symposium.
- Kargo M.et al., 2012. Short communication. Is crossbreeding only beneficial in herds with low management level?
- Krzysztof Adamczyk, et al., 2018. An Alysis of lifetime performance and culling reasons in black-and-White Holstein-Friesian cows compared with crossbreds.
- Raden, P. en A. Sanders, 2003. Economic merit of cross bred of purebred US dairy cattle.
- Sawa A. et al., 2017. Effect of temperament on performance of primiparous dairy cows
