De longworm (Dictyocaulus viviparus) is een parasitaire worm. Longworm is berucht omdat hij benauwdheid en hoest veroorzaakt bij pinken die buiten lopen. De symptomen lopen uiteen van een kuchje bij inspanning tot oppervlakkige ademhaling en veel hoesten. Ook zijn een versnelde ademhaling, groeiachterstand en dorre haren te zien. Bij melkvaarzen die geen weerstand op hebben kunnen bouwen doordat ze pas als vaars voor het eerst naar buiten gaan, kan de productie tegenvallen. In de praktijk zijn er altijd wel enkele koeien in het koppel die drager zijn. Als de dieren voor het eerst naar buiten gaan dan is er weinig tot geen besmetting op het land. De wormlarven van de dragers worden uitgescheiden via de mest, en komen op het land terecht. Hier worden ze opgenomen door de dieren. De larven (L3-stadium) worden opgenomen en migreren van de darm naar de longen. Hier worden ze volwassen en scheiden ze eieren uit. Deze worden vervolgens opgehoest en doorgeslikt en komen dan via de mest weer als larven op het land. Omdat er maar een korte periode ligt tussen uitscheiden en opnemen, is het niet zinvol om de dieren om te weiden, dit in tegenstelling bij maagdarmwormen.
Maagdarmwormen ontwikkelen zich op het land van ei tot L3 (larve in een infectieus stadium). Dit is ook afhankelijk van het weer, met koud weer staat het proces stil. Als het na een droge periode veel gaat regenen in de zomer dan kunnen de larven zich razendsnel ontwikkelen. Dan is het verstandig om de dieren om te weiden naar een gemaaid of niet eerder beweid perceel. Een infectie met maagdarmwormen uit zich in verminderde groei, vermagering, dof haarkleed, diarree, slome en futloze dieren.
Door jongvee te weiden kunnen ze weerstand opbouwen tegen long- en maagdarmwormen. Het beste is dat ze een lichte besmetting doormaken, waardoor ze niet ziek worden maar wel weerstand kunnen opbouwen. Standaard ontwormen is niet nodig en kan er juist voor zorgen dat de dieren onvoldoende weerstand op kunnen bouwen. Door maaien wordt de besmettingsdruk vanuit de weide verlaagd.
Vaccinatie en onderzoek
Tegen longworm kan worden gevaccineerd. Dit wordt vooral geadviseerd bij problemen in het verleden met longworm. Het gevaccineerde dier moet nog wel in aanraking komen met veldlongwormen om te zorgen dat de immuniteitsopbouw volledig verloopt. Tegen maagdarmwormen is geen vaccin. Bij verdenking op maagdarmwormen kan het bloed worden onderzocht op het pepsinogeen gehalte (dit geeft een besmetting aan). Onderzoek van mest op wormeieren heeft geen zin want wormeieren zijn altijd aanwezig in de mest. Om te bepalen of longworm problemen geeft bij de vaarzen, is het mogelijk om een tankmelkonderzoek te laten doen op antistoffen. Bij een hoog gehalte aan antistoffen is sprake van een niet juiste weerstandsopbouw van het jongvee. Het betekent dat de vaarzen de weerstand nog op moeten bouwen in hun eerste lactatie.