Inleiding Economie en Arbeid

Levensduur staat al vele jaren op de agenda, vooral vanwege het economisch voordeel. Het kan meer dan 20% extra inkomen opleveren. De economisch optimale levensduur ligt rond de 8 à 9 gebruiksjaren. Dat is flink langer dan in de huidige praktijk. Anno 2025 zijn daar nog meer aspecten bijgekomen zoals methaan, gezondheid, welzijn en imago. Uiteindelijk allemaal zaken die de economie direct of indirect raken. In dit hoofdstuk gaan we in de economische gevolgen van levensduurverlenging die min of meer direct met de koe te maken hebben. Sommige maatregelen vragen investeringen die terugverdiend moeten worden. Hoe plan je dat het beste?
Maar er speelt nog meer: de arbeid en de manier waarop die is georganiseerd. Levensduurverlenging wordt vaak als extra werk gezien terwijl het juist kan leiden tot makkelijker, minder en plezieriger werken. Meer werken kan vaak niet, anders wel, maar hoe doe je dat?

De economische gevolgen zijn voor veel melkveehouders de belangrijkste reden voor levensduurverlenging en tegelijkertijd het lastigst om te doorgronden. Het gaat om verschillende veranderingen met verschillende gevolgen. Op basis van een onderzoek wordt wel gezegd dat gezondheidsmaatregelen de belangrijkste economische maatregelen zijn. Je krijgt minder uitval, minder verborgen kosten etc. en dat kan uiteindelijk leiden tot een langere levensduur en een beter economisch resultaat. Maar als het ene bedrijf minder gezondheidsproblemen heeft en andere redenen om de levensduur niet te verlengen, is dat lastig te vergelijken met een bedrijf dat veel gezondheidswinst kan boeken en dat wel doet omwille van de levensduur. Wetenschappelijke vergelijkingen geven niet altijd voldoende houvast en in deze paragraaf gaan we vooral in op de verschillende economische aspecten van levensduurverlenging.
In de figuur rechts een schematische weergave van de relatie tussen levensduur en economie. Maatregelen bij het melkvee en het jongvee voor het verbeteren van de levensduur, en de levensduur zelf, hebben gevolgen voor de kosten en baten op verschillende onderdelen van het bedrijf.

Bedrijfsvergelijking is lastig

Soms kun je van het onderling vergelijken van bedrijven veel leren, maar ze moeten dan ook echt vergelijkbaar zijn. Omdat bedrijfsopzet, bedrijfstype en doelen van elkaar kunnen verschillen is vergelijken vaak lastig. Als je het bedrijf wilt vergelijken met andere, zoek dan bedrijven op die ook echt vergelijkbaar zijn. Uit een vergelijking (2016) van 82 bedrijven op basis van de levensduur kunnen we wel een paar trends afleiden. Worden de 25% bedrijven met de kortste en de 25% met de langste levensduur vergeleken dan zien we bij de bedrijven met de langste levensduur het volgende:

  • De gemiddelde leeftijd van de veestapel is 12 maanden hoger.
  • De leeftijd bij afvoer is 14 maanden hoger.
  • De bedrijven zijn gemiddeld 18% kleiner.
  • De productie is 329 kg lager.
  • De levensproductie van de veestapel is 38% hoger.
  • De levensproductie bij afvoer is 32% hoger.
  • De bedrijven houden gemiddeld minder jongvee aan.
  • Het saldo per 100 kg melk is €0,79 hoger.

De spreiding binnen de 25%-groepen was relatief groot waardoor sommige verschillen niet significant waren. Omdat de bedrijven met de langste levensduur gemiddeld kleiner zijn is een goede vergelijking lastig. Hun totaalinkomen per volwaardige arbeidskracht is lager omdat daarbij de bedrijfsgrootte meetelt. Op grote bedrijven is het stuks vee per arbeidskracht meestal groter. Dat een langere levensduur een hoger saldo per 100 kg melk oplevert heeft ook andere oorzaken. Om toch een bruikbare vergelijking te kunnen maken en om aangrijpingspunten voor de praktijk te vinden, kijken we naar de relaties op koeniveau en op bedrijfsniveau:

  1. Wat zijn de economische gevolgen op koeniveau als een koe langer in productie wordt gehouden?
  2. Wat is de invloed van bedrijfsfactoren op de economisch gevolgen van de langere levensduur?

In hoofdstuk 1 Ken het bedrijf, zijn enkele bedrijfsfactoren genoemd die invloed kunnen hebben op de doelen en de aanpak van melkveehouders in relatie tot de levensduur.

Vergelijken op koeniveau

Het beste is om het bedrijf te vergelijken op basis van levensduurkenmerken die direct met de koe te maken hebben, dus los van allerlei andere invloeden. In dit hoofdstuk bespreken in de volgende paragrafen we de volgende onderwerpen:

  • De gevolgen voor de melkproductie
  • De gevolgen voor de verborgen kosten.
  • De gevolgen voor de opfokkosten.
  • De gevolgen voor de omzet een aanwas.
  • De gevolgen voor het levenssaldo: de totale levensopbrengst van de koe?
  • De gevolgen voor investeringsstrategie: welke maatregelen in welke volgorde voor een maximaal rendement?
  • De gevolgen voor de arbeidsinzet.

Bronnen

  • Renkema, J. en J. Stelwagen, 1979. Economic evaluation of replacement rates in dairy herds I.
  • Renkema, J. en Stelwagen, J., 1979. Economic evaluation of replacement rates in dairy herds II.
  • Puerto, M.A. et al., 2020. The hidden costs of disease: 1. The impact of the first incidence of mastitis on production and economic indicators of primiparous cows.
  • Puerto, M.A. et al., 2020. The hidden costs of disease: II The impact of the first incidence of lameness on production and economic indicators of primiparous dairy cows.
  • Beaudeau F. et al,. 2000. Effect of health disorders on culling in dairy cows.
  • Huijps, A.C. et al., Costs of mastitis: Facts and perception.
  • Aghamohammadi, M. et al., 2018. Herd-level mastitis-associated costs on Canadian dairy farms.
  • Ósvári, L., 20017. Economic cost of lameness in dairy cattle herds.
  • Willshire, J.A. and N.J. Bell, 2009. An economic review of cattle lameness.