Sinds 1992 is de afvoerleeftijd met ruim 200 dagen toegenomen. De gemiddelde levensduur is in verhouding wat meer toegenomen omdat de droogstand en de jongveeopfok korter zijn geworden. Er zitten dus meer melkdagen in dezelfde levensduur. De levensproductie is procentueel harder gestegen omdat ook de productie per melkdag is toegenomen. De (indirecte) genetische aanleg voor levensduur is ook verbeterd maar dat wordt in de praktijk nog niet ten volle benut.
Fokkerij en selectie zijn een twee-eenheid en bedoeld om de genetische aanleg voor productie, voor gezondheidskenmerken, bouw, vruchtbaarheid op een hoger niveau te krijgen. Die bepalen immers voor een belangrijk deel de levensduur. De schattingen van het aandeel van de fokkerij in de levensduur lopen uiteen van 15 tot 30%. De vraag is hoe er met fokken en selecteren meer uit te halen valt. En dan gaat het vooral om het beter benutten van de genetische potentie en een betere afstemming met andere invloedsfactoren binnen de KBL-cirkel.




